HET PROBLEEM MET DE WETENSCHAP Op deze website over kanker worden een aantal inzichten gepresenteerd die niet algemeen aanvaard zijn door de medische wetenschap. Toch zijn ze naar onze bevindingen onomstotelijk waar. Hoe kan dat? Zit de wetenschap ernaast, of doen wij dat? Hoe zit de medische wetenschap eigenlijk in elkaar, en wie bepaalt er wat er "bewezen" is en wat niet? Hoe komt het dat sommige onderzoeksresultaten wijd verspreid worden via de media en vakbladen, en andere, soms door dezelfde onderzoekers gedaan, juist niet? Wie trekt de grens tussen wetenschap en pseudo-wetenschap? Wetenschappers als beroepsgroep Laten we eerst eens kijken naar 'de wetenschap' in het algemeen. Je hoeft de ontwikkelingen op Aarde in de laatste eeuw maar in ogenschouw te nemen om te zien hoeveel we aan wetenschappers te danken hebben. Op het gebied van bijvoorbeeld computertechnologie, transport en wooncomfort is onze huidige samenleving bijna niet meer te vergelijken met hoe we het 100 jaar geleden nog deden. Het nut van wetenschappelijk onderzoek staat buiten kijf, en vele wetenschappers hebben door de jaren heen een prijs of zelfs een standbeeld gekregen voor hun werk. Terecht! De medische wetenschap vormt hier geen uitzondering op...of toch wel? Als we deze hoek wat nader onder de loep nemen, dan zien we wel iets vreemds. Op het gebied van bijvoorbeeld spoedeisende zorg, niet-spoedeisende zorg (kortdurende ziektes), chirurgie, revalidatie en kraamzorg zijn er zonder meer grote stappen gemaakt. Als je vroeger zoiets als een gebroken rug of een bacteriële infectie opliep, had je vaak een groot probleem. Tegenwoordig is de kans groot dat je daar met behulp van de medische zorg weer helemaal van herstelt. Kijken we daarentegen naar de aanpak van chronische aandoeningen en de voorkoming daarvan, dan zien we een heel ander beeld. Je zou denken dat hier met de voortschrijdende inzichten en nieuwe behandelmethodes ook steeds minder mensen aan zouden moeten lijden, maar het is juist precies het tegenovergestelde: het worden er steeds méér. Waarom is dat zo? Zijn wetenschappers hier misschien minder mee bezig? Of is het zo'n onoplosbaar en ingewikkeld probleem dat niemand een juiste aanpak kan bedenken? Laten we, om een antwoord op deze vragen te vinden, eerst eens kijken naar waar 'de wetenschap' zich eigenlijk bevindt. Waar kom je veel wetenschappers tegen? Dat er bij traditionele kennisbolwerken zoals universiteiten, academische centra en onderzoeksinstituten (ref.) veel wetenschappers rondlopen, ligt voor de hand. De meeste wetenschappers zijn echter niet bij dat soort instellingen in dienst, maar worden betaald door het bedrijfsleven. Grote elektronicaconcerns, oliemaatschappijen en (bio-)technologiebedrijven hebben allemaal hun eigen afdelingen "Research & Development" (ref.) waar onderzoekers voortdurend bezig zijn om allerlei processen te verbeteren en nieuwe producten te ontwikkelen. In de medische wetenschap vervullen vooral de grote farmaceuten zoals Johnson & Johnson, Pfizer, Bayer, Merck en GlaxoSmithKline deze industriële/commerciële rol (ref.). Zij hebben de mooiste laboratoria en betalen niet alleen de salarissen van de onderzoekers die ze zelf in dienst hebben, maar vaak ook die elders werkzaam zijn. Toen en nu De (medische) wetenschap is in de afgelopen eeuw behoorlijk veranderd. Het is vooral een stuk ingewikkelder geworden. Vroeger was het vrij simpel: je had een onderzoeker die iets wilde onderzoeken, naar eigen keus of op verzoek. Hij had geld nodig, en daarvoor klopte hij dan aan bij de overheid. Als het een duur onderzoek betrof, werden er soms ook private financiers bij gezocht. Zo werd er een nieuw onderzoeksproject opgestart.
Bewaard gebleven subsidieaanvraag voor onderzoek van Nobelprijswinnaar Otto Warburg aan de Duitse overheid, waarschijnlijk ergens uit de jaren '20 of '30 van de vorige eeuw. Het verzoek bevat maar één zinnetje: "Ik heb 10.000 (tienduizend) Mark nodig". Maar het beroep van wetenschapper won aan populariteit, en er wilden steeds meer onderzoekers allerlei dingen gaan onderzoeken. Vooral omdat het aantal studies en de daaraan verbonden publicaties en citaties die je als wetenschapper op je naam had staan, steeds meer je status - en dus vaak ook je salaris en je kans op bijvoorbeeld een mooie aanstelling aan een universiteit - gingen bepalen. Publiceren begon een doel op zich te worden (ref.). Dat werd mede in de hand gewerkt door het overheidsbeleid in veel landen. Er werd (en wordt) steeds minder overheidsgeld beschikbaar gesteld voor onderzoek. En de organisaties die namens de overheid de subsidies verdelen, zoals in Nederland de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en ZonMw, kijken bij het toewijzen van de beschikbare fondsen voornamelijk naar het aantal artikelen dat onderzoekers op hun naam hebben staan. Dit leidde tot een publicatiedrang onder wetenschappers die alsmaar groter en groter werd. 'Publish or perish' (publiceren of wegwezen) werd het nieuwe credo (ref.). Er wordt tegenwoordig zoveel gepubliceerd dat de gemiddelde deskundige het vaak niet eens meer kan bijhouden, zelfs niet binnen zijn eigen vakgebied (ref.). Het jaarlijks aantal gepubliceerde onderzoeken wereldwijd is de één miljoen inmiddels ver gepasseerd. De trend tot nu toe is dat dit aantal zich ongeveer om de tien jaar verdubbelt. Vooral op medisch gebied rijst het de pan uit. Alleen al in Nederland verschijnen er ieder jaar meer dan 15.000 nieuwe medisch-wetenschappelijke artikelen (ref.). "Wij bevelen aan dat de beloningen die onderzoekers krijgen, bijvoorbeeld in de vorm van een volgende carrièrestap, meer worden afgestemd op de kwaliteit van hun onderzoek dan of ze een enkele keer een spectaculair onderzoeksresultaat hebben behaald. Of ze voornamelijk willen scoren? Ja, er is een enorme jacht binnen de wetenschap op spectaculaire nieuwe onderzoeksresultaten. Onderzoekers vinden het fijn om die te behalen. Tijdschriften vinden het fijn om ze te publiceren. Je krijgt sneller subsidie als je eenmaal zo'n resultaat hebt behaald. Die jacht moet eigenlijk een tandje minder." - Prof. Johan Mackenbach, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) in het NOS Journaal (ref.) Onzinnig onderzoek Wetenschappers weten bij tijd en wijle haast niet meer wat ze moeten doen om maar te kunnen blijven publiceren. Er wordt gefraudeerd (ref.) en er is een heel scala aan bedenkelijke trucs omheen ontstaan, zoals het uitwisselen van onbetekenende co-auteurschappen, om toch vooral vermeld te blijven worden in de vakbladen. "Slim publiceren" wordt dat genoemd (ref.). Ook wordt er gebruikgemaakt van de meer dan duizend nep-wetenschappelijke tijdschriften die er bestaan (ref.). Dat zijn tijdschriften die enkel in het leven geroepen zijn om allerlei (vaak kwalitatief minder hoogstaand) onderzoek te publiceren, zonder dat iemand het controleert of vaak überhaupt leest. Aangezien deze artikelen alleen maar dienen voor wetenschappers om een publicatie achter hun naam te krijgen, betalen ze dit meestal ook uit eigen zak. Het is inmiddels zelfs zover gekomen dat je je bij een gepubliceerd onderzoek terecht mag afvragen of het onderzoek überhaupt wel plaatsgevonden heeft. Sommige studies blijken bij nadere controle van A tot Z verzonnen te zijn. De deelnemers en de resultaten zijn fictie, de vermelde auteurs zijn hier soms onwetend van en de medische instellingen waaraan ze verbonden zouden zijn, blijken niet echt te bestaan (ref.). Richard Smith, voormalig redacteur van de BMJ, één van de oudste medische tijdschriften ter wereld, schreef hierover: "De tijd is misschien gekomen om niet langer aan te nemen dat onderzoek echt heeft plaatsgevonden en eerlijk is gerapporteerd, maar aan te nemen dat het onderzoek frauduleus is totdat er enig bewijs is dat het heeft plaatsgevonden en eerlijk is gerapporteerd." (ref.) Een andere uiting van de publicatiedrift is dat er soms de meest onbenullige dingen onderzocht worden. Zoals: "Beïnvloedt een volle blaas ons beslissingsvermogen?". Of: "Heeft een homoseksuele eend ook necrofiele neigingen?". Er worden zelfs nep-Nobelprijzen voor zulk onzinnig onderzoek uitgereikt (ref.). Natuurlijk is het niet zo dat wetenschappers voortdurend sjoemelend door het leven gaan, de meeste zullen hun werk ongetwijfeld zo serieus en integer mogelijk proberen te doen. Maar op medisch gebied is het wel zo dat de dwingende publiceercultuur heeft geleid tot onderzoek dat vaak dermate gedetailleerd en specialistisch is dat het grotere plaatje helemaal uit het oog verloren lijkt te worden. Vooral als de ingeslagen weg in eerste instantie ook al niet de juiste was, wordt het onderzoek - hoe goedbedoeld ook - dan uiteindelijk toch nutteloos. Zoals bij kanker, waar de meeste onderzoekers nu maar eindeloos blijven ronddolen in een web van genen, enzymen en eiwitten zonder dat ooit de grote hamvraag "Wat IS kanker nou eigenlijk?" nog opnieuw gesteld wordt. Onbedoeld doet dit een beetje denken aan het oude oosterse fabeltje over de zes blinde Indiërs die om een olifant heen staan en ieder hun eigen conclusie trekken over wat ze beet hebben. Zonder dat iemand zich afvraagt wat het geheel nou eigenlijk moet voorstellen.
"En Allemaal zaten ze ernaast!" Wie betaalt, bepaalt De vraag naar financiering van nieuw onderzoek ging het aanbod steeds meer overtreffen. Hierdoor is er een hele industrie omheen ontstaan waarin de selectieprocedures, beoordelingscommissies en subsidieaanvragers over elkaar heen struikelen. Er gaan miljarden in om. Er is zelfs meer geld gemoeid met afgekeurde aanvragen dan met goedgekeurde (ref.). Naar schatting wordt op dit moment nog maar zo'n 20% van alle aanvragen goedgekeurd. Men laat geen middel onbenut om een toewijzing binnen te halen, reglementair of soms iets minder reglementair (ref.). "Er wordt steeds meer gekeken naar kwantitatieve gegevens, zoals het aantal publicaties, promoties en diploma's. Alle bureaucratie rond aanvraagprocedures leidt bovendien tot stress en hoge werkdruk." - Jasper van Dijk, afgestudeerd politicoloog en Tweede Kamerlid voor de SP (ref.) Deze krapte op de markt voor onderzoeksfinanciering heeft ertoe geleid dat de uitdrukking "Wie betaalt, bepaalt" maar al te vaak opgaat in de wetenschapswereld. Oftewel: degene die voor de financiering van een bepaald onderzoek zorgt, krijgt ook een dikke vinger in de pap wat betreft de resultaten. Min of meer gekochte wetenschap, dus. "WC-Eend-wetenschap" wordt het ook wel genoemd (ref.). Volgens sommige schattingen is zelfs minimaal de helft van al het wetenschappelijk onderzoek vandaag de dag gekocht en dus grotendeels waardeloos (ref.). Het beperkt zich niet alleen tot losse onderzoeken; ook de door professionals vaak geraadpleegde meta-analyses over bepaalde wetenschappelijke onderwerpen (zeg maar een soort samenvatting van al het beschikbare onderzoek) worden al door de industrie gesponsord (ref.). "De zaak tegen de wetenschap is duidelijk: een groot deel van de wetenschappelijke literatuur, misschien wel de helft, is simpelweg onjuist. Geplaagd door studies met weinig onderzoeksgevallen, minimale effecten, ongeldige verkennende analyses en flagrante belangenconflicten, samen met een obsessie voor het najagen van modieuze trends van twijfelachtig belang, is de wetenschap een duister pad ingeslagen." - Richard Horton, hoofdredacteur van The Lancet (ref.) Vooral in de medische hoek krijgt de sponsor (meestal de farmaceutische industrie) op deze manier gewoon wetenschap op bestelling (ref.). En niet alleen dat, de farma heeft zo ook een drukmiddel om universiteiten en andere onderzoeksinstanties die afhankelijk zijn van hun toelages, ervan te weerhouden om ander onderzoek te doen waarvan de uitkomsten de farma wel eens zouden kunnen schaden. Zoals onderzoek naar natuurlijke geneesmiddelen zoals cannabis (ref.), zwarte zalf en kurkuma (ref.) waar geen patent op verkregen kan worden. Iedere medisch wetenschapper weet dit, maar bijna iedereen blijft er ook aan meedoen omdat "het systeem nou eenmaal zo in elkaar zit". Uiteindelijk moet er ook bij wetenschappers toch gewoon brood op de plank komen. En het is natuurlijk ook niet zo dat het onderzoek wat dan uiteindelijk wél gedaan wordt, helemaal niets nuttigs oplevert. Want dat doet het wel. Dat is het dubbele ervan, en misschien ook de reden waarom veel wetenschappers hun deelname aan dit systeem voor zichzelf kunnen blijven verantwoorden. Maar ideaal is het zeker niet.
Onderzoekers onderzocht Behalve de invloed van sponsoren en de overkill aan artikelen zijn er nog een aantal andere probleemgebieden aan te wijzen als je de hedendaagse wetenschap tegen het licht houdt:
"Wetenschappers zijn net mensen: ook zij hebben af en toe vastgeroeste ideeën waar ze maar moeilijk af kunnen komen. Eén zo'n hardnekkig idee in de hersenwetenschap was de gedachte dat een volwassen brein geen nieuwe hersencellen meer aanmaakt. Men was hier zo van overtuigd dat dat elke aanwijzing dat er wel nieuwe hersencellen bij kwamen genegeerd werd. De afgelopen twintig jaar is het bewijs voor neurogenese, de groei van nieuwe neuronen, echter zo overweldigend dat niemand er meer omheen kan." - André Aleman, hoogleraar Cognitieve Neuropsychiatrie en auteur "Het Seniorenbrein" "De wetenschap heeft grote moeite om nieuwe ideeën te accepteren. Een mooi voorbeeld is de behandeling van maagzweren. Daar werden dertig jaar lang maagoperaties voor uitgevoerd. Toen kwamen er op een gegeven moment twee Australische artsen die zeiden: een maagzweer wordt veroorzaakt door een bacterie. Die artsen werden toen uitgelachen en belachelijk gemaakt. Het duurde nog 15 jaar voordat maagoperaties waren afgelopen en mensen werden behandeld met antibiotica. De Australiërs kregen voor hun onderzoek de Nobelprijs. Je ziet dus dat nieuwe ideeën en concepten binnen de wetenschap vaak moeilijk geaccepteerd worden." - Pim van Lommel, cardioloog en onderzoeker van o.a. bijna-doodervaringen Hoe is dat allemaal zo gekomen, kun je je afvragen. Waar is het misgegaan? Toen geneeskunde nog echt over genezen ging (en niet over symptoombestrijding) Hoe simpel kon het zijn, vroeger. Je had aan de ene kant een patiënt, en aan de andere kant een geneeskundige. En die geneeskundige ging dan proberen om de patiënt te genezen, met alle middelen en kennis die hij tot zijn beschikking had. Werkte het, dan was dat perfect. Werkte het niet, dan werd er vaak iets anders geprobeerd, in overleg met de patiënt. In niet-westerse landen, bijvoorbeeld bij inheemse volken, gaat het nu vaak nog steeds zo. De intieme samenwerking tussen geneeskundige en patiënt was iets waar niemand tussen kwam. Er was geen derde persoon die zich ermee bemoeide en claimde alle wijsheid in pacht te hebben. En al helemaal geen groep van buitenstaanders die de geneesheer bestraften als hij de patiënt niet behandelde zoals zij dat wilden. Dat alles veranderde aan het begin van de vorige eeuw, zoals beschreven op onze pagina over het huidige medische systeem. Onder aanvoering van een groep Amerikaanse groot-industriëlen die kansen zagen op het gebied van medicijnen werden er toezichthoudende instanties opgericht die het werk van de geneeskundigen vanaf dat moment moesten gaan controleren. Eerst alleen in de VS, maar via groots opgezette promotiecampagnes werd de nieuwe doctrine langzaam over bijna heel de wereld verspreid. In de nieuwe leer werd de arts niet beoordeeld op het succes van zijn behandelingen, maar op de manier waarop hij te werk ging. Die moest precies zijn zoals de toezichthoudende instanties dat wilden, door middel van leidende protocollen (ref.). En deze protocollen waren, zo werd er gezegd, "gebaseerd op wetenschappelijk bewijs". Vanaf dat moment werd het een stuk overzichtelijker voor de machtige zakenlieden, die inmiddels verschillende farmaceutische bedrijven opgericht hadden: controleer je de wetenschap, dan controleer je de markt. Veelkoppig monster Dus ging men voortvarend aan de slag. Hoe controleer je de wetenschap? Door overal op de belangrijkste posities binnen het wetenschappelijk apparaat je eigen poppetjes neer te zetten. Alle posities die iets te zeggen hebben over of iets "wetenschappelijk bewezen" is of juist niet, moesten in handen van de farma komen. Dit moest natuurlijk zoveel mogelijk ongezien gebeuren, om geen argwaan te wekken. En zo is het ook gegaan, de afgelopen eeuw. Op alle steutelposities binnen de medische wereld zitten nu poppetjes die direct of indirect betaald worden door de farma:
99% van al het medisch-wetenschappelijk onderzoek in de wereld wordt direct of indirect aangestuurd door de farma. Kortom, je kunt in de wereld van de medische wetenschap bijna je kont niet keren of je botst wel tegen een farmapoppetje aan. Zelfvoorziend Men is hierbij zo grondig te werk gegaan, dat het een zelfvoorziend systeem is geworden. Neem het medisch onderwijs. Jaren geleden was de jaarlijkse toelage die universiteiten en andere onderwijsinstellingen van de overheid kregen, voldoende om van rond te komen. Maar de banden tussen farma en overheid vernauwden zich, lobbyisten (die vaak politici persoonlijk kennen door hun verleden als ambtenaar) kregen vrijwel onbeperkte toegang tot ministeries en uiteindelijk leidde dit ertoe dat het begrip "de ondernemende universiteit" geïntroduceerd werd. Oftewel: universiteiten moesten vanaf dat moment gedeeltelijk in hun eigen onderhoud gaan voorzien. Dat is best lastig voor organisaties die in principe geen winstoogmerk hebben. Gelukkig werd de oplossing ze op een presenteerblaadje aangereikt, want wie stonden er toen klaar om het ontstane gat in het budget op te vullen? Juist, de grote farmaceuten (ref.). Maar dat deden ze niet voor niets natuurlijk, daarvoor wilden ze wel wat te zeggen krijgen op die school. Zoals: welke lesmateriaal wordt er gehanteerd, welke onderzoeken worden er opgestart en wat wordt er naar buiten gebracht (ref.). Aan het bestuur werd vaak een farmapoppetje toegevoegd om een oogje in het zeil te houden. Met als gevolg dat de onafhankelijkheid van de onderwijsinstellingen steeds minder werd. En als de nieuwe leer eenmaal geïmplementeerd was, was het eenvoudig om deze in stand te houden. Iemand die hoogleraar wil worden op een universiteit, dient immers de door de universiteit gehanteerde lijn te volgen, hij mag daar niet te veel van afwijken. "Wij hebben in bibliotheken nu al bijna 100.000 referenties verzameld uit wetenschappelijke tijdschriften die ons vertellen over diëten, vitaminen, mineralen, botanische stoffen, natuurlijke energieën enzovoort, en de invloed ervan op de gezondheid. Laat niemand je ooit vertellen dat dit niet wetenschappelijk is. Het barst van de wetenschap, het is gewoon zo dat niemand er meer acht op slaat. Omdat het niet patenteerbaar is. En als je het niet kunt patenteren, kan er geen grof geld mee verdiend worden. En ik denk dat we allemaal weten dat de trend in wat we de reguliere geneeskunde noemen nu is dat de nieuwste gepatenteerde medicijnen duurder, duurder, duurder gemaakt worden." - Dr. Jonathan V. Wright, medisch directeur van de Tahoma Clinic in Seattle, VS (ref.) Ook als de school niet zo ver wil gaan om een farmapoppetje aan het bestuur toe te voegen, wordt het voor hen toch aantrekkelijk gemaakt om wetenschappers les te laten geven die de door de farma gepropageerde lijn volgen. Want wetenschappers die precies doen wat de industrie wil slagen er doorgaans het vaakst in om hun onderzoek gefinancierd te krijgen, dus zo hebben ze snel het indrukwekkende CV bij elkaar dat opleidingen graag zien voor hun leraren. Bovendien ontvangen scholen in de regel ook een aanzienlijk bedrag van de sponsor als een docent erin slaagt om een nieuw onderzoeksproject gefinancierd te krijgen. Dit is o.a. om zogenaamd "ondersteunend en beheerspersoneel" (OBP) te bekostigen en wordt meestal aangeduid als overhead. Vaak is dat wel een bedrag in de orde van grootte van zo'n 65% van wat het eigenlijke onderzoek kost. Dus als de wetenschapper 100.000 euro ontvangt voor zijn onderzoek, krijgt de school ook 65.000 bijgeschreven voor die overhead. Dit geld mogen ze naar eigen inzicht besteden. Zo heeft de farma een extra gereedschap in handen om hun doctrine op te leggen aan geneeskundestudenten. Want door de school georganiseerde studies zijn weer goed voor het aanzien en de publiciteit, dus een onderwijsinstelling spint op allerlei manieren garen bij succesvolle docenten. Zo'n hoogleraar verwerft regelmatig een ware sterrenstatus op de universiteit, en gaat zich daar zelf maar al te vaak ook naar gedragen (ref.). Op deze manier worden artsen in opleiding steeds maar weer met dezelfde eenzijdige zienswijze geconfronteerd. De vele duizenden wetenschappelijke studies die de werkzaamheid van alternatieve en natuurlijke behandelmethodes aantonen (ref.), zijn in online databases als PubMed weliswaar gewoon terug te vinden, maar niet-bestaand in het lesmateriaal van geneeskundestudenten. Na het behalen van hun diploma gaan ze dus ook gewoon via de farma-lijn te werk; ze weten immers niet beter. Met als gevolg dat veel medische behandelingen vandaag de dag op wetenschappelijk drijfzand gebaseerd zijn. In het NOS-Journaal van 22 februari 2014 luidt een aantal specialisten hierover de noodklok. Er wordt gesteld dat waarschijnlijk zelfs om meer dan de helft van alle ingrepen gaat. "Het lijkt wel of we zomaar wat aanrommelen, maar dat is niet zo," verdedigt een arts zich. "Het is natuurlijk wel wat je geleerd hebt in je opleiding." (ref.) "Hoe word je hoogleraar? Door je omhoog te werken binnen de gevestigde orde. Door te vertellen wat iedereen daarvoor ook al vertelde. Er bestaat geen andere manier om in de wetenschappelijke wereld professor te worden. Vervolgens bezoekt elke arts regelmatig conferenties op zijn vakgebied. Ik ben in al die jaren op geen enkele conferentie geweest die niet door de farmaceutische industrie werd gesponsord. En dan zijn er ook nog tijdschriften en vakbladen. Die staan vol met advertenties van de farmaceutische industrie. Nog los van de vraag wie de eigenaren van die bladen zijn. Er is maar één conclusie mogelijk: binnen de conventionele geneeskunde bestaat geen enkele onafhankelijkheid meer." - Lothar Hirneise, Duits onafhankelijk onderzoeker "Als ik mijn oude leerboeken pak en kijk hoe aspirant-artsen worden onderwezen dan houdt dat hoofdzakelijk in dat je wordt opgeleid met boeken waarin belangrijke medische hotemetoot hoogleraren beschrijven hoe dingen in elkaar zitten. En op grond van die autoriteit neem je dat aan als medisch student. Het is op geen enkele wijze een soort van wetenschappelijke studie waarbij het normaal is dat je meedenkt. Of dat er kritisch gekeken mag worden naar medische dogma’s in de zin van een legitieme opmerking als: ‘Ja, dat kan je wel zeggen, maar is dat wel zo?’ Dat gebeurt in de medische opleiding eigenlijk niet of nauwelijks. Er heerst een cultuur van de hoogleraar die weet hoe het zit en de studenten nemen dat aan." - Jannes Koetsier, arts en schrijver (ref.) Medische vakbladen Binnen de medische wetenschap vertolken de vakbladen een belangrijke rol. Het is immers op de redacties van deze tijdschriften waar bepaald wordt welk onderzoek er groots gepubliceerd wordt. Zo fungeren ze als een soort van scheidsrechter voor wat er "wetenschappelijk bewezen" is en wat niet. Lukt het je als onderzoeker niet om je manuscript gepubliceerd te krijgen, dan is dat vaak fnuikend. Je werk, hoe gedegen ook, verdwijnt dan dikwijls regelrecht de vergetelheid in, afgezien van een paar vermeldingen hier en daar in het universiteitsblad of online misschien. Terwijl als je resultaten gepubliceerd worden in een gezaghebbend blad als "The Lancet", "The New England Journal of Medicine", "Science" of "Nature", je bedje als wetenschapper voorlopig gespreid is. Dan gaan er opeens deuren voor je open die voorheen gesloten bleven. Bovendien maak je dan meer kans om toekomstige onderzoeksprojecten gefinancierd te krijgen. De wereld van de wetenschappelijke vakbladen is een klein wereldje. Meer dan de helft van alle tijdschriften is terug te voeren op een klein groepje van maar vijf uitgevers: Reed-Elsevier, Taylor & Francis, Wiley-Blackwell, Springer en Sage. En helaas onderhouden deze uitgevers vaak ook weer innige relaties met de farma. Dat moet ook wel, want het grootste deel van hun inkomsten komt uit de vele paginagrote advertenties voor farmaceutische producten die in de bladen staan. Als die zouden wegvallen, zou het tijdschrift een acuut probleem hebben (ref.). Dus publiceren ze voornamelijk wat er in het farmaceutische straatje past. Alles wat daar niet in past, zoals natuurlijke geneeswijzen, wordt genegeerd of zelfs actief bestreden. Hierdoor hebben onderzoekers vaak het gevoel in een soort van houdgreep gehouden te worden, want wie zich te ver buiten de gebaande paden begeeft, krijgt zijn onderzoek gewoon niet gepubliceerd (ref.). "Een 'ghostwriter' is iemand van de farmaceutische industrie die een gerespecteerde wetenschapper bij de arm neemt en zegt: jij bent een goede adviseur voor onze firma. Voor je adviezen krijg je 100.000 euro. Als je iets meer die en die kant op gaat met je onderzoek, zorgen wij ervoor dat je publicatiedrift bevredigd wordt en krijg je toegang tot de betere tijdschriften. Zo werkt het wel." - Bert Keizer, verpleeghuisarts (ref.) Homeopathie heel even bewezen, daarna snel weer "kwakzalverij" Eén van de ergste dingen die je als wetenschapper kan overkomen is als er een gerenommeerd blad je werk publiekelijk in twijfel trekt. Alles wat je aan status, netwerk en inkomen opgebouwd hebt en je ogenschijnlijk zekerheid gaf, kan dan opeens heel kwestbaar blijken. Zorgvuldig opgebouwde carrières en reputaties zijn namelijk van geen belang voor de vakbladen zodra je je op verboden terrein begeeft, zo ondervond al menig onderzoeker door de jaren heen.
De Franse wetenschappers Jacques Benveniste en Luc Montagnier bijvoorbeeld hadden al vele publicaties en prijzen op hun naam hadden staan toen ze (los van elkaar) onderzoek gingen doen naar homeopathie. En, zeer tegen het zere been van de farma, concludeerden ze dat deze behandelwijze inderdaad effectief is (ref.). Ze onderschreven de bewering van homeopaten dat water een bepaald 'geheugen' lijkt te hebben in de vorm van een programmeerbare elektromagnetische frequentie en dat dit voor medische doeleinden gebruikt kan worden. Luc Montagnier, die eerder de Nobelprijs voor de Geneeskunde won, ging zelfs zover om te stellen dat homeopatische verdunningen ook voor de behandeling van kanker gebruikt zouden kunnen worden. Hier moest de farma natuurlijk helemaal niets van hebben, en dus werden de wetenschappelijke vakbladen en het gehele medisch establishment ingezet om de conclusies van deze twee wetenschappers met de grond gelijk te maken (ref.). Mediwiet ook liever niet Cannabis is hier een ander voorbeeld van. Iedere wetenschapper die zich enigszins serieus in de medicinale kwaliteiten van deze plant verdiept, zal tot de conclusie komen dat met name de werkzame stofjes CBD en THC bijzonder geneeskrachtige eigenschappen bezitten bij tal van aandoeningen (ref.). Daar is zelfs onze overheid het mee eens, zo communiceren ze via hun "Cannabisbureau": (ref.) "Er zijn voldoende wetenschappelijke gegevens beschikbaar die aantonen dat cannabis werkt bij: Maar net als bij programmeerbaar water is er één probleem: een plant valt niet te patenteren. Dus de farma kan er niets aan verdienen. En dus krijgt ook deze plant de standaardbehandeling die typerend is voor bijna alles binnen de medische wereld waar voor de farma geen verdienmodel in zit:
Dit lot is cannabis beschoren, maar ook alle andere naturopatische, homeopatische en overige "alternatieve" therapieën die hun effectiviteit bij de bestrijding van kanker allang bewezen hebben, buiten de mainstream om (ref.). Ayurveda Niet alleen in ons land worden andere kankerbehandelingen succesvol toegepast, maar ook ver daarbuiten. In sommige oosterse landen wordt bijvoorbeeld de ayurvedische gezondheidsleer aangehangen (ref.). Daar ziet men kanker niet als een genetisch probleem van losgeslagen woekercellen die als een dief in de nacht kunnen toeslaan, maar juist als een signaal dat er iets mis is in het lichaam op het gebied van energie en balans (ref.):
Zo te zien slaan ayurvedische artsen hiermee de spijker op de kop, en westerse artsen die zich hierin verdiept hebben onderschrijven dit ook vaak (ref.). Maar ook zo'n benadering valt voor de farma weer niet te vermarkten. Dus zijn de resultaten van de ayurvedische gezondheidsleer nog nooit naast de westerse gelegd voor een groot vergelijkend onderzoek en zou het waarschijnlijk ook onmogelijk zijn om hier financiering voor te krijgen. Hoe voordelig dit ook zou kunnen zijn voor kankerpatiënten wereldwijd. Eenrichtingsverkeer binnen het kankeronderzoek In plaats van onbevooroordeeld alle behandelmethodes voor kanker te onderzoeken, volgt de westerse wetenschap al decennialang maar één ideologie, en dat is de voor de industrie meest winstgevende. Over kankerpreventie, voeding en holistische zienswijzen wordt gezwegen, er wordt gefocust op welke chemische medicijnen, operatiemethoden, chemo en bestralingen het meeste effect kunnen hebben bij een bepaalde kankersoort (ref.). "In al die jaren dat ik in ziekenhuizen werkte, heb ik nooit iemand horen spreken over alternatieve manieren om kanker te behandelen. De gemiddelde arts weet niets van kankertherapieën uit bijvoorbeeld Rusland, India, China of Zuid-Amerika. Als ik een arts naar zo’n therapie vraag, zegt hij: “Als het zou werken, zou ik er wel over hebben gehoord.” Maar dat is nu juist het punt: over die behandelingswijzen wordt niet gepubliceerd in de bladen die hij leest. Zo houdt het systeem zichzelf in stand. Oncologen weten er gewoon niets van. Eerlijk gezegd vind ik het woord “oncoloog” niet eens geschikt voor de meeste artsen die zich met kanker bezig houden. “Chemotherapeut” of “bestraler” zouden betere titels zijn. Meer doen ze vaak niet." - Lothar Hirneise, Duits onafhankelijk onderzoeker Bij het gemiddelde nieuwe kankeronderzoek dat er gestart wordt, gaat het hier dus al meteen mis, helemaal aan het begin. Men kiest simpelweg de verkeerde insteek om het probleem op te lossen, en komt zo dus ook nooit tot een oplossing. Het volgende probleem dat zich voordoet is dat fondsen of subsidies voor nieuw onderzoek meestal alleen toegekend worden als er een duidelijke these gesteld wordt en daar alvast wat voorlopige gegevens bijgevoegd worden. Oftewel, men begint eigenlijk al met de conclusie en verzamelt daar dan zoveel mogelijk bewijs voor. Het voordeel hiervan voor partijen die commercieel belang hebben bij de uitkomst is duidelijk: op deze manier wordt er nauwelijks open en onbevooroordeeld onderzoek gedaan waarvan de uitkomsten de business wel eens zouden kunnen schaden. Er wordt in de medische wereld bijvoorbeeld nooit onderzoek gedaan naar de vraag "Hoe vergaat het kankerpatiënten die chemo weigeren en alternatieve therapieën volgen?" of "Hoe gezond zijn gevaccineerde kinderen t.o.v. niet-gevaccineerde kinderen?". Als je zo'n onderzoeksvoorstel zou indienen, zou het nooit goedgekeurd worden. Met als gevolg dat onderzoek op allerlei gebied vaak vooringenomen begint (ref.). Maar dat niet alleen, ook beschouwen veel wetenschappers hun onderzoek als mislukt als de resultaten hun eerste these niet onderschrijven. Dit werkt dan weer allerlei geknutsel met cijfertjes in de hand, want een 'mislukt' onderzoek is niet zo handig voor je CV. De grote verliezer hierbij is de wetenschap zelf, want veel interessante vondsten en ontwikkelingen beginnen juist met zaken die fout gaan en toevallig ontdekt worden. Natuurlijk komt het voor dat onderzoek, ondanks alle voorzorgsmaatregelen, een resultaat oplevert dat zo ver afstaat van de gewenste uitkomst dat er weinig meer te boetseren valt. Een onderzoeksproject heeft in dat geval de morele picht om de resultaten toch te publiceren op hun website of in vakbladen, hoe nadelig voor sommige partijen die ook mogen zijn. Omdat de farma zo'n dikke vinger in de pap heeft, gebeurt dit echter vaak niet bij medisch-wetenschappelijk onderzoek. Dan verdwijnen de conclusies in een la waar nooit meer iemand naar omkijkt. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan als bepaalde medicijnen die al op de markt zijn, bij nadere studie toch niet zo veilig blijken te zijn (ref.). Onnodig proefdierenleed Ook bij dierproeven wordt er van alles onder de pet gehouden. Het succesgehalte van dierproeven ligt sowieso laag, omdat testen die bij dieren resultaat opleveren dat bij mensen in 85% van de gevallen niet doen. Maar daar komt nog eens bij dat testen die geen resultaat opleveren, maar zoals gebruikelijk wel behoorlijk wat dierenleed kosten, liever niet worden geopenbaard. Enerzijds omdat onderzoekers graag zo min mogelijk onsuccesvolle onderzoeken op hun naam willen hebben staan, maar ook om al dat onnodige lijden van apen, varkens, konijnen en andere proefdieren zoveel mogelijk buiten het oog van het publiek te houden. Met als gevolg dat er alleen nog maar méér dieren aan onnodige experimenten worden onderworpen, omdat andere wetenschappers die soortgelijk onderzoek willen doen, dan niet weten dat zulke testen al eerder gedaan zijn en vruchteloos bleken. Gelukkig komt de politiek wel steeds meer in actie tegen dit soort praktijken en worden er initiatieven ondernomen om dit soort onderzoek toch gepubliceerd te krijgen (ref.). Cherry picking Een volgend probleem dat zich vaak voordoet is dat veel resultaten niet reproduceerbaar blijken te zijn (ref.). Hoe kleiner de groep testpersonen (en deze groepen zijn vaak klein om de kosten beheersbaar te houden), hoe vaker dit probleem zich voordoet.
In de journaaluitzending van 15 januari 2018 spreekt Prof. Johan Mackenbach hierover namens de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) zijn verontrusting uit. Hij stelt dat de herhaalbaarheid van wetenschappelijk onderzoek tegenwoordig een absoluut dieptepunt bereikt heeft: "Er zijn een aantal grote series van herhaalonderzoeken gedaan op uiteenlopende vakgebieden. Het percentage resultaten dat niet herhaalbaar bleek, varieert tussen enkele tientallen procenten en 70 procent. Dat kan oplopen tot een heel hoog percentage. Of dat ernstig is? Ja, dat is iets wat ons zorgen baart, en waar we als Akademie van Wetenschappen van zeggen: daar moeten we echt meer inzicht in krijgen, in wat daar aan de hand is. We moeten naar hogere percentages herhaalbaar onderzoek." (ref.) Het menselijk lichaam blijkt één van de lastigste onderzoeksgebieden te zijn die er bestaan. Niet alleen omdat bepaalde klachten op meerdere manieren kunnen ontstaan, maar ook omdat het lichaam vaak meerdere manieren heeft om een probleem op te lossen. Bovendien reageert ieder lichaam vaak weer net even anders op aangedragen hulpmiddelen zoals chemische stofjes, omdat we allemaal anders in elkaar zitten qua energie, chemie, celstructuur, elektromagnetische frequenties en DNA. "In de context van een menselijk lichaam valt er vrij weinig wetenschappelijk aan te tonen. Ieder lijf is anders." - Midas Dekkers, bioloog en schrijver Voeg daar dan ook nog zoiets moeilijk definieerbaars als het placebo-effect aan toe, en je eindigt als onderzoeker vaak met een brei aan gegevens waar heel moeilijk een universele conclusie aan te verbinden is. Omdat veel onderzoekers toch koste wat het kost hun studie willen publiceren, worden dan vaak alleen de krenten uit de pap gehaald. Bijvoorbeeld door er iets uit te lichten wat opviel tijdens het klinisch onderzoek, ook al deed het verschijnsel zich maar één keer voor in een serie van experimenten. Dit wordt ook wel "cherry picking" genoemd. Hoewel dit soms wel kan helpen om je onderzoek gepubliceerd te krijgen, drijft het andere takken binnen de medische wereld dan vaak weer tot wanhoop. Want in de praktijk, bijvoorbeeld als fabrikanten met de conclusies aan de slag willen om er een medicijn van te maken, blijken de resultaten niet te reproduceren (ref.). Vooral in de hoek van de kankerresearch is hierdoor een situatie ontstaan die naar iedere redelijke maatstaf alleen maar als een grote wetenschappelijke bende omschreven kan worden. Tijdens een uitgebreide herevaluatie in 2012 van de voornaamste ontdekkingen binnen het huidige kankeronderzoek, dus de grondbeginselen waarop vrijwel ieder vervolgonderzoek gebaseerd werd, bleek er bijna niets van te kloppen. De leider van dat onderzoek, de gerenommeerde Amerikaanse academicus C. Glenn Begley, was zo geschokt dat hij weigerde om de details bekend te maken (ref.). Hierdoor gaat het kankeronderzoek ook vandaag de dag nog verder op basis van dezelfde verkeerde grondprincipes. Controlerende instanties controleren weinig Hoe kan dat nou, kun je je afvragen. We hebben toch allerlei controlerende instanties zoals het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) die erop moeten toezien dat de medicijnen die geregistreerd worden daadwerkelijk veilig en werkzaam zijn, en dat het wetenschappelijk onderzoek erachter deugt? Helaas, ook dit systeem werkt in theorie weer perfect, maar rammelt in de praktijk behoorlijk. Niet alleen onderhouden de toezichthouders vrijwel altijd goede contacten met de industrie en wordt hun jaarlijks budget ook grotendeels door de farma betaald, ook blijkt geneeskunde op basis van cijfertjes erg makkelijk te manipuleren. En cijfertjes zijn vaak het enige wat de controlerende instanties aangeleverd krijgen van de fabrikant; ze doen zelf vrijwel nooit klinisch onderzoek naar een nieuw medicijn, omdat dit veel te kostbaar is. Een simpele truc die bijvoorbeeld vaak gebruikt wordt door de farma is om vóór de start van het officiële onderzoek, eerst een zogenaamde 'run-in'-periode te houden. Tijdens deze korte testtijd krijgen de proefpersonen het medicijn ook al toegediend, en wordt nauwgezet bijgehouden wat de bijwerkingen zijn. Patiënten die al te ernstige bijwerkingen krijgen, worden vervolgens niet toegelaten tot het officiële onderzoek. Zo laat het uiteindelijke onderzoek een veel te rooskleurig resultaat zien (ref.). Een andere bekende truc is om van het placebo geen onschuldig middel te maken, maar er juist met opzet stoffen aan te te voegen die bijwerkingen geven. Zo kan er na het onderzoek geconcludeerd worden dat het geteste medicijn "nauwelijks meer bijwerkingen geeft dan het placebo". Wikipedia schrijft er het volgende over (ref.):
In een medisch systeem dat werkt op basis van RCT's is er dus geen enkele toezichthouder die daadwerkelijk de dossiers van patiënten vóór en na de behandeling te zien krijgt, of deze patiënten persoonlijk spreekt. Alles draait om data, en die zijn voor een onderzoeker vaak eenvoudig bij te stellen op de computer. "Wanneer we nauwkeurig kijken, vinden we dat onderzoek op basis van statistieken met fouten doorspekt is, niet tegen onafhankelijke testen bestand is en een solide basis ontbeert. Het belangrijkst is nog dat het in ruim 50 jaar weinig van enige waarde heeft opgeleverd. De gevolgen voor de praktijk van geneeskunde — en andere onderzoeksgebieden — zijn immens," concludeert Engels arts en voormalig klinisch onderzoeker James Penston in zijn boek "Stats.con" (ref.). Het gevolg hiervan is dat talloze medicijnen die als "veilig en effectief" geregistreerd worden, in werkelijkheid nauwelijks iets uithalen voor de patiënt en door de vele bijwerkingen juist schadelijk blijken. Zie ook onze pagina over het huidige medische systeem. "Als een geneesmiddel je cholesterol of je bloeddruk kan verlagen, komt het op de markt. Pas daarna starten de grote onderzoeken wat de bijwerkingen zijn. Het is een Russisch roulette of je er überhaupt langer van leeft, maar zo liggen die criteria. Eén van de hele grote manco's is dat geneesmiddelen onvoldoende getest worden voordat ze op de markt komen. Dat gebeurt onder grote druk van de farmaceutische industrie." - Hans van der Linde, huisarts (ref.) "Wat de laatste jaren steeds duidelijker is geworden, is dat de registratieautoriteiten antidepressiva goedkeuren op basis van twee onderzoeken met een positieve uitkomst. De fabrikanten doen er vaak meer, zeven of tien, en daarvan hoeven er ten aanzien van de werkzaamheid maar twee een positief resultaat te hebben. Als er zeven of acht geen positief, of er zelfs enkele een negatief resultaat in vergelijking met placebo hebben, dan wordt het middel toch geregistreerd. De autoriteiten zijn, volgens hun eigen woorden, de fabrikanten behulpzaam bij het op de markt brengen van hun producten. Pijn is niet levensbedreigend, maar patiënten overlijden door het medicijn ertegen. Die richtlijnen worden gemaakt door mensen met belangen in de industrie, en die kijken kennelijk toch anders — ‘je verliest wel eens een patiënt,’ heet het dan — en het middel blijft op de markt. Een zo’n pijnstiller, Vioxx, heeft volgens schattingen meer dan honderdduizend mensen het leven gekost voordat het werd verboden." - Arts en epidemioloog Dick Bijl werkte meer dan 20 jaar voor het medisch vakblad "Geneesmiddelenbulletin" (ref.) Kankerinstituten hetzelfde laken een pak Ook de grote kankerautoriteiten in westerse landen, zoals in Nederland de KWF Kankerbestrijding en in de VS de NCI, laten zich vaak leiden door hun banden met de farma. De verdeling van subsidies die opgehaald worden uit collectes en liefdadigheidsacties wordt meestal gedaan door deze instituten. M.a.w. zij bepalen naar wat voor soort onderzoek dat geld gaat. Subsidieaanvragers die zich bezighouden met natuurlijke middelen zijn hierbij vrijwel kansloos. Zo wijst het KWF ieder onderzoek naar de kankerwerende werking van cannabis af als zijnde "niet wetenschappelijk". De Amerikaanse NCI presteerde het in 1998 om een onderzoek naar pancreasenzymtherapie bij inoperabele alvleeskliertumoren, dat geïnitieerd was door de vooraanstaande New Yorkse arts Dr. Nicholas Gonzalez, uit te laten voeren door ene dr. John Chabot, verbonden aan de Columbia-universiteit. Deze Chabot zat echter ook in het ontwikkelingsteam van een nieuw, commercieel chemomiddel en was zo dus een directe tegenstrever van het natuurlijke middel dat hij ging "onderzoeken". De studie werd dan ook volledig gesaboteerd door deze man, zo moesten medische toezichthouders als de National Institutes of Health en de FDA later ook toegeven (ref.). Als Dr. Gonzalez niet zelf onderzoek gedaan had naar de achtergrond van deze dr. Chabot, was de fraude waarschijnlijk nooit aan het licht gekomen. En de overheid dan, kun je je afvragen. Zou die niet eens iets moeten doen aan al deze misstanden die zo vaak direct ingrijpen op de gezondheid, en dus het levensgeluk van mensen? Helaas, de overheid als regulerende instantie schittert in dit verhaal voornamelijk door afwezigheid. Sterker nog, als de overheid zelf wel eens wetenschappelijk onderzoek nodig heeft voor bepaalde projecten, gedragen ze zich vaak minstens even kwalijk als de industrie dat doet. Het beïnvloeden van vraagstellingen, druk zetten op wetenschappers om resultaten aan te passen, dreigen met uitstel van publicatie, zelfs het verplicht laten ondertekenen van contracten waarin staat dat ambtenaren eigenhandig rapporten mogen aanpassen; onze overheid draait er zijn hand niet voor om (ref.). "Peer reviewed" aan inflatie onderhevig Als een redacteur van een vakblad een onderzoek aangeboden krijgt ter plaatsing, zal hij er vaak voor kiezen om de degelijkheid van dat onderzoek te laten toetsen door een andere expert op dat terrein. Zo'n collega van de eerste onderzoeker wordt een "peer" genoemd (uitgesproken als pier, Engels voor "gelijke"). Dit wordt zoveel mogelijk op basis van anonimiteit gedaan, dus noch de eerste onderzoeker noch de peer, ook wel aangeduid als referent of beoordelaar, krijgt te horen wie de andere partij is. Lange tijd stond zo'n "peer review" voor een soort van kwaliteitskeurmerk. Als een collega het bestudeerd en OK bevonden had, was de kans immers groot dat de conclusies wel zouden kloppen? Dat is in principe natuurlijk ook zo, maar gedreven door hun eigen ambitie gingen voor veel wetenschappers ook hierbij allerlei persoonlijke belangen steeds meer een rol spelen. Wikipedia meldt hierover (ref.):
Al deze misstanden hebben ertoe geleid dat het label "peer reviewed" niet langer als garantie voor de kwaliteit van een onderzoek gezien mag worden. Het maakt weliswaar duidelijk dat meerdere wetenschappers de getrokken conclusies onderschrijven, maar onder welke omstandigheden dat gebeurd is en welke waarde eraan gehecht moet worden kan in de meeste gevallen alleen een deskundige beoordelen. Wetenschappelijke sabotage Natuurlijk zijn er, ondanks alles, nog steeds genoeg wetenschappers die wél naar eer en geweten hun werk doen en met enige regelmaat studies naar buiten brengen die niet in het belang zijn van de (farmaceutische) industrie. Bijvoorbeeld onderzoek dat aantoont dat de bijwerkingen van een bepaald geneesmiddel in de praktijk toch heel wat ernstiger zijn dan de industrie aanvankelijk beweerde. Tegen dit soort ongewenste studies is er binnen de industrie een aparte bedrijfstak ontstaan die ook wel de "productverdedigingsindustrie" (product defense industry) genoemd wordt (ref.). Het gaat hier om professionele bedrijven met namen als Exponent, ChemRisk en Gradient die maar één doel hebben: de betrouwbaarheid van het gepubliceerde onderzoek onderuithalen en er twijfel over zaaien. Want twijfel, zo heeft men ontdekt, is hét middel om de logische gevolgen van zo'n negatieve studie (zoals voortschrijdend wetenschappelijk inzicht, regulering en verboden) in de kiem te smoren. Deze relatief nieuwe sector, die voortgekomen is uit de PR-industrie, bedient zich hierbij van een serie aan bedenkelijke tactieken die deze twijfel tot stand moet brengen. Zo voeren ze vaak zogeheten weight of evidence-studies uit: ze laten al het wetenschappelijk bewijs dat er is, wegen door wetenschappers die als huurling hun diensten aanbieden (ook wel 'mercenary scientists' genoemd) en publiceren hier een nieuw onderzoek over. Ze gaan hierbij echter zeer selectief te werk. De positieve verbanden die gevonden zijn, worden zoveel mogelijk weggestreept tegen studies die de industrie zelf gedaan heeft in het verleden en die (uiteraard) tegenstrijdige conclusies trokken. De conclusies van dit soort gewogen studies zijn dan ook bijna altijd hetzelfde: dat het bewijs niet duidelijk is, dat het bewijs niet sterk genoeg is, of dat een product "alleen in extreem hoge hoeveelheden schadelijk kan zijn". Om aan alle eisen van een gedegen publicatie te voldoen is zoals gezegd een peer-review nodig, maar dat wordt handig omzeild door gebruik te maken van 'wetenschappelijke' tijdschriften zoals "Regulatory Toxicology and Pharmacology" en "Critical Reviews in Toxicology" die feitelijk niets meer zijn dan vakbladen van de industrie. Hun redacties beschikken over een groot bestand aan wetenschapshuurlingen die met plezier hun handtekening onder zo'n review zetten, zolang de beloning maar goed is. De betalingen van de industrie aan dit soort "productverdedigingsbedrijven" verlopen vaak via een advocatenkantoor. Dit omdat alle communicatie dan vertrouwelijk is; zelfs rechtbanken of toezichthoudende instanties krijgen er geen inzicht in. Zo gaan conceptversies voor een nieuwe studie vaak een paar keer heen en weer, totdat het helemaal naar wens is van de fabrikant. Aangezien het grootste gedeelte van de wetenschapswereld, inclusief de toezichthoudende organen, zich er nauwelijks bewust van zijn dat er zulke professionele sabotage-mechanismen bestaan, worden dergelijke studies vaak gewoon voor vol aangezien. Zo ontstaat er twijfel, en daarmee is het doel van de industrie dus bereikt. Een sterk staaltje hiervan was te zien in het voorjaar van 2020, toen het coronavirus COVID-19 wereldwijd toesloeg en er nog geen goed geneesmiddel voorhanden was. Het stokoude anti-malariamiddel hydroxychloroquine (HCQ) leek echter wel goed te werken, vooral in combinatie met zink en een antibioticum. HCQ stond al meer dan 50 jaar te boek als een uiterst veilig medicijn met nog minder bijwerkingen dan paracetamol. Met name in de eerste lijn werd hiermee vanuit het veld veel succes gerapporteerd in de strijd tegen COVID-19. Dit nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje over bijna heel de wereld, en steeds meer huisartsen en ziekenhuizen gingen er als een zogenaamd off-label middel (oftewel voor niet-geregistreerd gebruik) mee werken. Een grote farmaceut (Gilead) had op dat moment echter al stevig geïnvesteerd in een ander mogelijk anti-coronamiddel genaamd Remdesivir, dat ze gepatenteerd hadden. Ze hoopten dit wereldwijd te gaan verkopen als hét anti-coronamiddel. De snelgroeiende populariteit van HCQ dreigde nu echter roet in het eten te gooien. Maar het geluk was blijkbaar aan hun zijde, want opeens was daar het obscure Amerikaanse bedrijfje Surgisphere dat pijlsnel met een nieuwe studie uitkwam. Niemand had ooit van dit bedrijf gehoord, maar zij hadden naar eigen zeggen onderzoek gedaan onder 96.000 coronapatiënten in honderden ziekenhuizen en concludeerden dat HCQ op geen enkele manier effectief was bij COVID-19. De kans op overlijden nam zelfs toe bij het gebruik van HCQ, aldus Surgisphere. Vrijwel het gehele medisch establishment, inclusief de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de belangrijkste medische vakbladen The Lancet en de New England Journal of Medicine, omarmde deze studie onmiddellijk, ogenschijnlijk zonder ook maar een moment kritisch te kijken naar de betrouwbaarheid van de studie en het bedrijf erachter. De reguliere media wijdden talloze nieuwsitems en artikelen aan het nu opeens "gevaarlijke" middel HCQ. De WHO stopte direct een eigen studie ernaar "uit veiligheidsoverwegingen". Pas toen er steeds meer wetenschappers opstonden die zich openlijk afvroegen hoe een studie met zoveel casussen zo snel verwerkt en afgerond kon worden, ontstond er twijfel. Niet lang daarna kwam aan het licht dat de opdrachtgever van de studie een partnerschap had met de farmaceut Gilead en dat Surgisphere op geen enkele manier kon aantonen daadwerkelijk over al deze casussen te beschikken. De in de studie genoemde ziekenhuizen ontkenden ook de gegevens verstrekt te hebben aan Surgisphere (ref.). De Britse krant The Guardian ontdekte bovendien dat Surgisphere slechts over een handjevol personeel leek te beschikken en dat "een zoekopdracht naar openbaar beschikbaar materiaal suggereert dat verschillende werknemers van Surgisphere weinig of geen wetenschappelijke achtergrond hebben. Een werknemer die als wetenschappelijk redacteur wordt vermeld, lijkt een sciencefictionauteur en fantasiekunstenaar te zijn. Een andere medewerker die als marketingmanager wordt vermeld, is erotisch model en hostess voor evenementen." (ref.) Met het schaamrood op de kaken moesten de WHO en de medische vakbladen vervolgens erkennen dat ze erin getuind waren. De publicaties werden ingetrokken (ref.) en de WHO hervatte zijn studie naar HCQ. Integriteitsprobleem Het resultaat van dit alles is een behoorlijk vervuild wetenschappelijk landschap (ref.). Een landschap waarin zelfs mensen die hun brood verdienen met de wetenschap, vaak niet langer de schijn kunnen ophouden dat het allemaal koek en ei is. Al wordt er hier en daar nog wel een poging ondernomen (ref.). Dr. Marcia Angell, arts en voormalig hoofdredacteur bij The New England Journal of Medicine, verwoordt het als volgt: "Het is gewoon niet meer mogelijk om een groot deel van het klinisch onderzoek dat wordt gepubliceerd te geloven, of te vertrouwen op het oordeel van gearriveerde artsen of gezaghebbende medische richtlijnen. Ik word niet blij van deze conclusie, die ik langzaam en met tegenzin getrokken heb gedurende mijn twee decennia als redacteur van de New England Journal of Medicine." (ref.)
Richard Horton van The Lancet vult aan: "De schijnbare vanzelfsprekendheid van laakbaar gedrag bij onderzoek is alarmerend. In hun drang naar het vertellen van een overtuigend verhaal boetseren onderzoekers te vaak gegevens om ze in hun favoriete theorie te laten passen. Of ze passen hun hypothese achteraf aan om het te laten passen. De redacteuren van vakbladen zijn hier medeschuldig aan." (ref.) In een ander interview zegt hij: "Als dit zo doorgaat, kunnen we geen klinische onderzoeksgegevens meer publiceren, omdat farmaceutische bedrijven financieel zo machtig zijn. Ze kunnen ons dwingen om papers te publiceren die op het oog methodologisch perfect zijn, maar hun conclusies zijn datgene wat de farma wil dat ze zijn." (ref.) Is het om deze reden dat de traditionele eed van Hippocrates, de Oudgriekse grondlegger van de moderne geneeskunde die altijd als eerste uitging van gezonde voeding, in 2003 vervangen werd voor een veel minderzeggende eed voor afstuderende medisch studenten? (ref.) Is het om deze reden dat het vak wetenschapskunde, dat vroeger op hogescholen gegeven werd en waarin studenten o.a. leerden hoe je op een ethische en integere manier wetenschap dient te bedrijven, nu nergens meer gegeven wordt? Het ironische is dat de huidige werkwijze voor medische wetenschappers zelf verre van gezond is. Velen kampen voortdurend met stress omdat er bijvoorbeeld door hun werk als specialist in een ziekenhuis of als hoogleraar op een universiteit te weinig tijd overblijft om onderzoek te doen (en dus te kunnen publiceren) (ref.). Een toegewijd arts vertelde ons dat veel specialisten, die vaak ook nog eens vermoeiende 12-uursdiensten draaien in hun academisch ziekenhuis, te maken krijgen met een burn-out, echtscheidingen, depressieve kinderen en andere privéproblemen. Zelf op zoek De onderlinge competitie en scoringsdrang van wetenschappers zorgen ervoor dat de traditionele wetenschap steeds minder een bolwerk van kennis geworden is dat bestaat om het publiek te dienen. Jaren van farmawetenschap hebben ertoe geleid dat dat publiek steeds meer de neiging heeft om niet alles wat er door de media naar buiten gebracht wordt en begint met "Recent onderzoek heeft aangetoond dat..." zomaar te geloven. Hetzelfde geldt voor de dingen die ze in de spreekkamer van hun huisarts of in het ziekenhuis te horen krijgen. Vooral sinds de komst van het internet is het heel makkelijk geworden om die informatie thuis toch nog even te checken en zelf wat meer kennis te vergaren over wat voor (medisch) onderwerp dan ook. Online komen ze opeens wél al dat "anekdotisch" en "pseudo-wetenschappelijk" bewijs tegen, en dan zijn ze vaak toch geneigd om het doktersadvies dat ze gekregen hebben dan maar voor lief te nemen en het op een andere manier te doen. Ook al omdat dat doktersadvies ("Je hebt kanker? Dan gaan we je om te beginnen gif toedienen.") vaak niet aansluit op wat voor patiënten gevoelsmatig het juiste vervolgtraject is. Dan spreken meer natuurlijke oplossingen zoals het in optima forma brengen van het eigen afweersysteem, ontgifting van het lichaam via kruidentherapie en veel beweging, gezonde voeding en mindfulness toch meer aan. Net als door onafhankelijke onderzoekers bewezen kankervechters als MMS, vitamine C-injecties, LDN, kurkuma en cannabis. "Naar alternatieven voor de reguliere arts zoeken sluit aan bij de algemene erosie van traditionele autoriteit die je in de samenleving ziet." - Peter Jan Margry, hoogleraar Europese Etnologie aan de Universiteit van Amsterdam (ref.) Voortschrijdend inzicht Gelukkig nemen veel patiënten deze nieuw opgedane kennis vervolgens ook weer mee naar hun huisarts of specialist, en die blijken vaak na een eerste afwerende reactie toch ook niet helemaal ongevoelig te zijn voor zulke informatie. Vooral als ze zien hoe de patiënt opknapt door zijn 'doe-het-zelf-methode'. "Wat het ook is wat je doet, ga er vooral mee door," is een steeds vaker gehoord advies in spreekkamers. Hierdoor vinden mensen met vernieuwende ideeën voor de zorg steeds vaker vruchtbare grond voor hun voorstellen, en doen vooral ziekenhuizen al volop mee met het implementeren van creatieve therapie, geleide visualisatie, mindfulness, hypnotherapie en massage in hun standaardbehandelingen. "Complementaire zorg" wordt dat genoemd. "Het is een enorm verschil met tien jaar geleden. Ik stuitte toen op weerstand, mindfulness was nog controversieel. Nu het bewijs groeit, verdiepen artsen zich in de onderzoeken die wij doen," zegt Anne Speckens van het Centrum voor Mindfulness van het Nijmeegse Radboudumc (ref.). Ook binnen de psychiatrie boeken de meer holistisch georiënteerde ideeën terreinwinst, en komt er meer aandacht voor zaken als spiritualiteit, bijna-dood-ervaringen en energietherapie (ref.). Voor de behandeling van depressie en trauma's wordt vaker gedacht aan psychedelica zoals paddo's, ayahuasca en MDMA, nu blijkt dat geestverruimende ervaringen een patiënt inzichten en innerlijke rust kunnen geven die op geen enkele andere manier te verkrijgen zijn (ref.). Het idee dat alles met pillen op te lossen moet zijn, zoals de farmaceutische industrie nog steeds propageert, wordt meer en meer als achterhaald beschouwd. Pure winst Deze voorzichtige toenadering tussen "conventioneel" en "alternatief" is een goede ontwikkeling voor de wetenschap als geheel, want de onderlinge verstandhouding tussen deze twee kampen liet de afgelopen decennia nogal te wensen over. "Alternatief" beschouwde "conventioneel" als arrogant en kortzichtig, terwijl omgekeerd vaak de verwijten "kwakzalvers" en "onwetenschappelijk" te horen waren. Het was als onafhankelijk onderzoeker sowieso een hele klus om gehoord te worden binnen de gevestigde orde als je dat wilde, want je werd (en wordt nog steeds vaak) niet eens serieus genomen als je niet, net als zij, een hele rits van titels en diploma's achter je naam hebt staan. "Wij artsen zijn buitengewoon gehoorzaam opgevoed. Wij moeten doen wat de professor doet en denken wat de professor denkt. Als wij zeven jaar zijn opgeleid, zijn wij volkomen geconditioneerd om te denken zoals de universiteit ons dat voorschotelt. En doe je daar niet aan mee, dan word je uitgekotst door je eigen beroepsgroep." - Hans Moolenburgh, huisarts (1925 - 2018) (ref.) Met als gevolg dat de talloze ontdekkingen die de laatste jaren gedaan zijn door onafhankelijke onderzoekers, bijvoorbeeld op het gebied van kanker, grotendeels onopgemerkt gebleven zijn door "conventioneel". Tot frustratie van veel alternatieve genezers in privépraktijken en -klinieken, omdat veel kankerpatiënten zo verstoken blijven van bepaalde therapieën die, al dan niet in combinatie met reguliere behandelingen, waarschijnlijk veel goeds voor hen zouden kunnen betekenen. Daarom mag iedere vorm van toenadering tussen "conventioneel" en "alternatief" beschouwd worden als pure winst. Want uiteindelijk is de wetenschap nog steeds wel het aangewezen terrein om de mensheid verder te helpen in z'n ontwikkeling. Hoe meer wetenschappers van allerlei pluimage daarbij kunnen gaan (samen-)werken in dienst van de wetenschap als geheel, hoe beter.
"Ik heb een probleem met het woord 'wetenschapper'. Iedereen is een wetenschapper! Het woord is gebaseerd op kennis. Dus als je kennis hebt over het maken van schoenen, als je een hele goede schoenmaker bent, ben je een wetenschapper op het gebied van schoenmaken. Dit woord 'wetenschapper' dat we geplakt hebben op mensen met laboratoriumkleding aan, bezig met reageerbuisjes en zo, is gewoon onzin. Iedereen is een wetenschapper. Als je specifieke kennis hebt over iets, ben je wetenschapper." - Michael Tellinger, schrijver en onafhankelijk onderzoeker (ref.) "Weten wat de waarheid is, is geen kwestie van intellect, het is geen kwestie van studeren en boeken lezen. Ik heb daar zoveel van gedaan. Het is een kwestie van het hart. Dat is zo moeilijk om te begrijpen voor ons brein, omdat het niet om het brein gaat." - Ron Van Dyke, onafhankelijk onderzoeker (ref.)
Referenties (ref.)
Geholpen met deze informatie? © KankerVerslagen.nl | 9 november 2024 | Contact |