DNA Zoals gezegd, de foutieve benadering van kanker door conventionele oncologen komt misschien doordat de precieze werking van DNA over het algemeen nog zo slecht begrepen wordt. De medische wetenschap benadert DNA voornamelijk zoals ze ook de rest van het menselijk lichaam benaderen: vanuit het materialisme (ref.), als een verzameling van losse onderdelen die je met gereedschappen tegemoet treedt als je iets wilt aanpassen. De gedachte aan een holistische benadering wordt maar zeer matig gepruimd, en met spirituele zienswijzen of zoiets als "geestkracht" moet je al helemaal niet aankomen als je in de academische wereld serieus genomen wilt worden. Toch is het juist hier waar de meest opzienbarende ontdekkingen gedaan worden en waar de meest verrassende gevallen van kankergenezing te vinden zijn. Wat is DNA? Laten we eens kijken naar wat DNA precies is en hoe het functioneert. DNA is microscopisch dun, draadachtig materiaal dat eind 19e eeuw ontdekt werd in onze cellen. In de decennia daarna werd steeds meer duidelijk dat DNA de informatie bevat die aanstuurt wat er in ons lichaam gebeurt, dat het onze erfelijke factoren bepaalt en de productie regelt van eiwitten, de bouwsteentjes van ons lichaam. Ieder levend organisme heeft zijn eigen unieke DNA. De precieze werking bleef echter voor vraagtekens zorgen. Zo constateerde men dat een gedeelte van het DNA weliswaar betrokken is bij bovengenoemde zaken, maar dat het grootste gedeelte dat niet lijkt te doen. Waar diende dat dan wel voor? Dat wist men niet, dus werd dat maar "junk DNA" genoemd. Oftewel: het dient waarschijnlijk gewoon nergens voor. Hoe tegenstrijdig met alle andere onderdelen van ons lichaam dit ook is, want alles in ons lichaam dient ergens voor. Sterker nog, het is een algemeen bekend verschijnsel dat het lichaam meteen begint met het opruimen van zaken waar minder of geen beroep meer op gedaan wordt. Zoals het interen van spierweefsel van iemand die verlamd geraakt is, of het slechts in rudimentaire vorm aanwezig zijn van ogen bij dieren die in volstrekte duisternis leven. Ook het actieve gedeelte van DNA werd op de klassieke manier benaderd. Men trok de conclusie dat DNA alles in ons lichaam bepaalt, tot en met de sproeten op ons gezicht aan toe. Men wist dat er zo'n 80.000 tot 100.000 eiwitten zijn die door menselijke cellen gemaakt kunnen worden, dus werd ervan uitgegaan dat er voor ieder eiwit een apart gen moest bestaan. Daarnaast dacht men dat we nog zo'n 20.000 tot 30.000 genen hebben die celgedrag en -groei bepalen, en ook ons bewustzijn, intelligentie en emoties. De verbazing was dan ook groot toen het Menselijkgenoomproject (afgekort HGP, van Human Genome Project) (ref.) in het jaar 2000 vaststelde dat er maar zo'n 20.000 à 25.000 genen zitten in het menselijk genoom. Dat was dus nog niet eens genoeg om alle eiwitten te creëren, laat staan zaken zoals bewustzijn! Er bleek dus niet één apart gen voor ieder eiwit te bestaan, maar vermoedelijk een bepaalde vorm van samenwerking tussen genen die de codering voor eiwitten en andere zaken regelt. Dat verklaart waarschijnlijk ook waarom ons genoom vol zit met zogenaamde "springende genen". Dat zijn stukjes DNA die van plaats verwisselen en dan weer hier, dan weer daar verschijnen.
Wat bijdroeg aan de verwarring was dat kort daarvoor ontdekt was dat het genoom van een minuscule rondworm die caenorhabditis elegans genoemd wordt en wiens hele lijfje in totaal uit slechts 969 cellen bestaat, toch nog zo'n 19.000 genen bevat (ref.). Het menselijk lichaam heeft er dus maar een paar duizend meer dan dat kleine wormpje, terwijl ons lichaam wel uit zo'n 50-100 biljoen cellen bestaat. Ook werd ontdekt dat fruitvliegjes, die vele malen groter zijn dan die rondwormpjes, slechts zo'n 14.000 genen hebben (ref.). Dat is dus nog minder dan die rondworm! Vraagtekens alom dus onder westerse wetenschappers. Onder die 14.000 genen in fruitvliegjes zaten trouwens enkele bekende 'oncogenen' die wij mensen ook hebben, hetgeen ook weer iets zegt over de ouderdom van het kankerprogramma in ons DNA (ref.). Maar dat terzijde. Russisch onderzoek Ondertussen werd de DNA-kwestie in Rusland anders aangepakt, en dat leidde tot heel andere inzichten. Russische wetenschappers gingen uit van het standpunt dat Moeder Natuur wel weet wat ze doet, en dat er een reden moet zijn voor die naar schatting 90% 'inactieve' genen in ons DNA. Ze haalden er taalkundigen en andere deskundigen bij om meer inzicht te krijgen, en kwamen tot de conclusie dat dit gedeelte van ons DNA waarschijnlijk dient voor data-opslag en communicatie. Ze vergeleken DNA met een soort holografische 3D-computer en slaagden erin om het gedrag ervan aan te passen via laserstralen (ref.). Dit leidde hier en daar tot bizarre ontdekkingen, bijvoorbeeld toen men de informatiepatronen uit het DNA van salamanderembryo's via laserstralen projecteerde op kikkerembryo's. Vervolgens kwamen hier geen kikkervisjes uit, maar kleine salamandertjes! Iets wat voor klassieke genetici totaal ondenkbaar was (en voor vele nog steeds is). De werking van DNA bleek volledig anders te zijn dan eerst gedacht werd. DNA is niet iets wat rigide in onze cellen ligt; het is juist iets heel dynamisch. Via de uitwisseling van fotonen (kleine lichtpakketjes met informatie) communiceert het constant met zijn omgeving. De communicatie vindt niet alleen plaats met ander DNA en met stoffelijke materie (die na moleculen, atomen, elektronen, quarks enz. uiteindelijk ook uit niets anders dan licht oftewel fotonen bestaat); DNA bleek ook gevoelig te zijn voor emoties en woorden. Alles in onze omgeving heeft zijn eigen frequentie, en DNA reageert hier meteen op. Dit hield ook in dat onze eigen geest een grote rol speelt in het gedrag van ons DNA. Onze gedachten en overtuigingen, en de gevoelens die hiermee gepaard gaan, bleken één van de belangrijkste beïnvloeders van ons DNA te zijn. Hiermee was meteen ook het mysterieuze placebo-effect verklaard. Als je gelóóft dat iets werkt, doet het er verder niet eens zoveel toe of er daadwerkelijk werkzame stofjes in een middel zitten of niet - je DNA reageert er sowieso op!
Iedere foton heeft zijn eigen frequentie, die overeenkomt met de informatie die hij bevat. Iedere frequentie heeft zijn eigen specifieke kleur en geometrische vorm. Deze vorm is universeel en onveranderlijk, dus je zou het de blauwdruk van ons universum - of God, als je het zo wilt bekijken - kunnen noemen. Daarom valt er in iedere foton een mooi, symmetrisch figuurtje waar te nemen. Dat geldt ook voor zogenaamde biofotonen, de fotonen die worden waargenomen rond levende cellen (ref.) Bewust en onbewust Ons onderbewuste lijkt hier ook een belangrijke rol in te spelen. Sommige mensen vergelijken het onderbewuste met een altijd meelopende recorder, die alles opslaat wat wij ervaren. Deze ervaringen bepalen hoe wij nu in het leven staan. De basisprogrammering vindt grotendeels plaats voordat wij 7 jaar oud zijn, maar ook daarna kunnen er nog veranderingen in optreden. Als we toegang willen krijgen tot ons onderbewuste, kan vooral hypnose hier een nuttig hulpmiddel bij zijn (ref.). Zo kunnen we levensveranderende ervaringen terughalen die we bewust allang vergeten waren of verdrukt hadden, zoals traumatische gebeurtenissen. Die kunnen we dan, meestal met behulp van een therapeut, herbeleven en herprogrammeren, zodat we er minder of geen last meer van hebben in ons dagelijks leven. Het wordt her en der zelfs gebruikt door opsporingsdiensten, bijvoorbeeld door mensen onder hypnose te brengen die vermoedelijk ergens getuige geweest zijn van een misdrijf of de aanwezigheid van een verdacht persoon, maar die zich dat niet meer bewust kunnen herinneren. Onder hynose kan zo'n gebeurtenis dan soms weer naar boven gehaald worden. Zo kunnen bijvoorbeeld buschauffeurs zich onder hypnose vaak nog alle passagiers voor de geest halen die weken geleden op een bepaalde route in hun bus stapten. De som van al onze ervaringen in dit leven - en zoals sommige hypnotherapeuten stellen, ook die uit vorige levens (ref.) - bepaalt wie we nu zijn. Ons gedrag, ons zelfvertrouwen, onze voorkeuren en onze angsten. Deze programmering blijkt ook een grote rol te spelen bij de activering van onze genen. Hoe dieper ons geloof in iets, hoe sterker het doorwerkt in ons DNA. Wonderbaarlijke genezingen Dit heeft al bij vele wonderbaarlijke genezingen een rol gespeeld. Een bekend voorbeeld hiervan is de Britse arts Albert Mason die in 1952 een 15-jarige jongen in zijn spreekkamer kreeg met wratten over zijn hele lichaam. Mason had eerder mensen met wratten succesvol van hun aandoening afgeholpen via hypnose, dus hij besloot dit nu weer te proberen (ref.).
Een week later kwam de jongen blij terug: alle wratten waren verdwenen. In de jaren erna bleek dat ze ook niet meer terugkwamen. Triomfantelijk meldde Mason dit succes later aan een collega van hem, die deze jongen eerder behandeld had, zonder succes. "Zie je wel dat hypnose wratten kan laten verdwijnen," zei Mason. "Wratten?" riep de collega verbaasd, "Deze jongen had erfelijke ichthyosis, een ongeneeslijke ziekte!" Mason verslikte zich bijna in zijn koffie. Geïntrigeerd besloot hij vervolgens om ook andere mensen met ichthyosis op deze manier te behandelen, maar het succes was nooit meer zo groot als de eerste keer. Zelf weet hij dit aan zijn eigen twijfels of het echt mogelijk was om patiënten via hypnose van ernstige ziektes af te helpen. Ondanks zijn eerste succes kon hij die twijfels maar niet onderdrukken. De Amerikaanse wetenschapper Gregg Braden was eind jaren '90 op bezoek in een zogenaamd medicijnloos ziekenhuis in China (dat inmiddels gesloten is door de Chinese overheid). De dienstdoende arts liet hem op video zien dat het geloof in genezing daar tijdens de voorbereiding zo sterk opgebouwd werd bij de patiënten, dat zodra de daadwerkelijke behandeling begon, tumoren soms zelfs in een tijdsbestek van enkele minuten konden verdwijnen. Tot verbijstering van Braden lieten de echografische beelden inderdaad zien dat tumoren zienderogen slonken in het lichaam van de patiënt (ref.). Dit wordt bevestigd door onderzoek dat gedaan werd onder mensen met een dissociatieve identiteitsstoornis (ook wel meervoudige persoonlijkheidsstoornis of MPS genoemd). Dit zijn mensen die twee of meerdere soms zeer verschillende persoonlijkheden in zich hebben. Die persoonlijkheden kunnen elkaar afwisselen, vaak onder invloed van zaken die zich om hen heen afspelen. Hierbij deden de onderzoekers opmerkelijke ontdekkingen, bijvoorbeeld dat niet alleen de persoonlijkheid kon veranderen, maar ook de fysieke kenmerken die bij die betreffende persoonlijkheid hoorden. Zo was er een MPS-patiënt die allergisch was voor sinaasappelsap. Op het moment dat de persoonlijkheid wisselde, was de allergie weg en verdwenen ook de bijbehorende zwellingen. Op het moment dat de allergische persoonlijkheid weer terugkwam, kwam ook de allergie weer terug (ref.). Een andere casus betrof een MPS-patiënt met een sterke oogafwijking, terwijl de andere persoonlijkheid in hetzelfde lichaam deze oogafwijking niet had. Er zijn zelfs gevallen gerapporteerd van een veranderende oogkleur bij het wisselen van persoonlijkheid. Zo werkt het ook bij jou Zo sterk, en zo snel, werkt de programmering vanuit ons onderbewuste door in ons DNA. Ongemerkt vindt het voortdurend plaats bij ons allemaal. Denk maar eens aan het water dat je soms letterlijk in de mond kan lopen als je op het punt staat om iets lekkers te gaan eten. Of er zelfs alleen maar aan denkt! Het is je DNA dat die speekselkliertjes opeens zo hard aan het werk zet, op basis van eerdere fijne ervaringen met dat eten die opgeslagen liggen in je onderbewuste. Er worden zelfs al meteen de juiste enzymen aan je speeksel toegevoegd die geschikt zijn om dat voedsel af te breken in je spijsverteringssysteem. En als bonus wordt er ook nog eens een flinke hoeveelheid 'gelukshormonen' zoals dopamine, serotonine en oxytocine losgelaten in je bloed, voor optimaal genot. Allemaal het resultaat van geactiveerde genen! Ook bij naderende mogelijk minder leuke ervaringen neemt je DNA alvast maatregelen. Zo is tijdens een proef met mensen die een tijdlang naar afbeeldingen van zieke mensen hadden gekeken, vastgesteld dat zij bijna een kwart meer van het eiwit interleukine-6 in hun bloed hadden dan proefpersonen die naar andere foto's gekeken hadden. Hun afweersysteem was dus meteen geactiveerd om hen tegen een eventuele naderende ziekte te beschermen (ref.). Liefde heelt Het onderbewuste weet ook wat ons werkelijk vervult als mens, en wat we echt nodig hebben om gezond te blijven. Wie wel eens de kans gekregen heeft om zijn eigen leven te ervaren vanuit het perspectief van de ziel, bijvoorbeeld door diepe meditatie (ref.) of via het gebruik van bewustzijnsverruimende middelen zoals ayahuasca, weet dat liefde en verbinding met anderen tot de belangrijkste zaken behoren om als mens welig te kunnen tieren. Niet geld, macht, status of roem, want dat zijn uiteindelijk maar vergankelijke zaken die vooral het ego voeden. Daarom zien we dat patiënten die gezegend zijn met optimisme, levenslust en zich gesteund voelen door een sociaal netwerk om zich heen, vaak veel beter herstellen van ziekte dan mensen die dat niet hebben (ref.). Dat zien we al bij baby's (ref.). Wie zijn ziel voedt, activeert de juiste genen. Voor wie al langere tijd loopt te tobben met zijn gezondheid en er maar niet achter kan komen wat daarvan de oorzaak zou kunnen zijn, kan hypnose ook weer een goed hulpmiddel vormen om meer inzicht te krijgen en zijn gesteldheid tot in de (cel-)kern te veranderen (ref.). Behalve meditatie en bewustzijnsverruimende middelen zijn oefeningen die je zelf kunt doen om je psychische (en dus fysieke) conditie te verbeteren bijvoorbeeld visualisaties, yoga en qi gong. Sociologen hebben verschillende gebieden in de wereld in kaart gebracht waar mensen opvallend lang gezond blijven en heel oud worden. "Blue Zones" hebben ze zulke gebieden genoemd (ref.). Bij nadere inspectie blijken de mensen hier bijna altijd erg sociaal met elkaar om te gaan. Ze organiseren activiteiten en eten vaak allemaal samen, bijvoorbeeld op het dorpsplein. Een mooi voorbeeld van de kracht van zulke positieve energie vormde de Griek Stamatis Moraitis (ref.). Hij groeide op in zo'n Blue Zone, het Griekse eiland Ikaria. In 1943 emigreerde hij naar de VS. Daar bouwde hij een redelijk bestaan op als arbeider. Toen er in 1976 longkanker bij hem geconstateerd werd en hij te horen kreeg dat hij niet lang meer te leven had (wat nog eens bevestigd werd door maar liefst 9 verschillende artsen die hij om een "second opinion" vroeg), wilde hij echter toch graag weer naar huis. Van chemo zag hij liever af. Eenmaal teruggekeerd op Ikaria zag hij al zijn oude vrienden weer, werd hij verzorgd door zijn moeder en zijn vrouw en kletste hij heel wat af. Stamatis ging zich met de dag beter voelen. Toen hij na een tijdje eens bij een dokter ging informeren wanneer hij nou eindelijk eens zou overlijden, kon deze arts geen spoor van kanker meer bij hem vinden. Jaren later ging hij nog eens terug naar de VS om de dokters daar te vertellen over zijn wonderbaarlijke herstel, maar deze artsen bleken inmiddels zelf allemaal al te zijn overleden. Stamatis Moraitis stierf uiteindelijk pas op 103-jarige leeftijd, vredig in z'n slaap (ref.). Nog veel te leren Veel van wat we ontdekken over DNA lijkt ook weer nieuwe vragen op te roepen. Zo is 40-50% van het genetisch materiaal dat in ons spijsverteringskanaal gevonden wordt, van volslagen onbekende oorsprong. Het is niet menselijk, niet dierlijk, niet plantaardig, niet afkomstig van virussen of schimmels...maar wat is het dan wel? En waar dient het voor? Een andere mysterieuze eigenschap van DNA betreft de snelheid waarmee het uitgelezen wordt. DNA bevat vier verschillende basisstoffen, te weten adenine, thymine, guanine en cytosine (ref.). Die worden afgekort met de letters A, T, G en C. Als je een DNA-streng hardop zou uitlezen met een gemiddelde van drie letters per seconde, zou het je meer dan dertig jaar kosten om alles te lezen, zelfs als je dag en nacht doorging. Het lichaam doet dit echter allemaal direct, dus realtime! Verandert er iets in het DNA, dan verandert ogenblikkelijk ook het celproces, net als bij een computerprogramma. Het ontbreekt wetenschappers (zelfs de Russische) vooralsnog aan de juiste instrumenten om de enorme hoeveelheid communicatie en data-uitwisseling in ons DNA te kunnen bestuderen op het moment dat het plaatsvindt. We zien alleen het resultaat ervan. Daarom worden onderzoekers in een laboratorium ook zo makkelijk op het verkeerde been gezet: ze zien eiwitten bij kanker, ze zien enzymen, ze zien bacteriën en hormonen...maar de fotonen zien ze niet. Met behulp van donkere kamers bijvoorbeeld is het wel mogelijk om de aanwezigheid van fotonen aan te tonen, maar het vaststellen van de precieze frequentie en voor wat voor soort informatie die frequentie dan precies staat, is een heel ander verhaal. Wat het er ook niet makkelijker op maakt, is dat fotonencommunicatie zo razendsnel gaat dat er hele andere meetmethoden nodig zijn dan bij normaal fysiologisch onderzoek. Het verloopt letterlijk met de snelheid van het licht. Celmilieu: een taak van ons Basis Bio Regulatie Systeem (BBRS) Het grootste orgaan in ons lichaam is niet de huid zoals wel eens beweerd wordt, maar ons Basis Bio Regulatie Systeem, ook wel interstitium of matrix genoemd (ref.). Dit is zeg maar het cement van ons lichaam, het bindweefsel dat alles bij elkaar houdt en ervoor zorgt dat onze celletjes niet allemaal door elkaar heen zwemmen (behalve in ons bloed) maar keurig op hun plek blijven zitten. Een volwassen mens heeft wel zo'n 20 kilo van dit weefsel. Dit orgaan speelt een belangrijke rol bij het in homeostase (leefbaar) houden van ons lichaam en bestaat uit een eindeloos netwerk van piepkleine bloedvaatjes, zenuwen en lymfevaatjes. Het is daar een komen en gaan van alles wat ons lichaam nodig heeft, afscheidt en reguleert, zoals voedingsstoffen, metabole afvalstoffen, eiwitten, enzymen, endocannabinoïden, hormonen enz. Het is ook de plek waar bloeduitstortingen, ontstekingen en allergische reacties grotendeels plaatsvinden, en waar de eerste kleine tumoren zich vaak vormen. Bijvoorbeeld als we te weinig bewegen en ons lymfesysteem niet naar behoren kan functioneren. Dan kunnen afvalstoffen niet snel genoeg meer afgevoerd worden, ze hopen zich op, de omgeving verzuurt en de eerste stamcellen kunnen besluiten om kankerachtig te worden.
Stamcellen zijn extreem gevoelig voor hun milieu. Bruce Lipton, een Amerikaans moleculair bioloog die baanbrekend onderzoek deed op dit gebied, vertelt hierover (ref.): "Als ik een stamcel op een petrischaal leg met een bepaalde omgeving, wordt het een spiercel. Als ik een exact gelijke stamcel leg op een petrischaal met een andere omgeving, wordt het een botcel. De omgeving bepaalt het lot van een cel." De energie (trilling, frequentie) in het BBRS verschilt per gebied, en dit is al zo vanaf het moment dat de vrucht zich in de baarmoeder ontwikkelt. Aangezien de omgeving de genetische ontwikkeling van een cel bepaalt, speelt het BBRS hier dus een toonaangevende rol in. Bruce Lipton deelt dan ook de conclusie van de Russische onderzoekers dat de werking van DNA en eiwitten wat complexer ligt dan de meeste kankeronderzoekers veronderstellen: "Er zijn meer dan 150.000 verschillende eiwitten nodig om een menselijk lichaam te maken. Ze zorgen voor de fysieke structuur, maar ook voor de functies. Eiwitten gedragen zich als een quantummechanische machine. Onderzoek heeft aangetoond dat als je een licht schijnt op een eiwit en de golven zijn in fase, het eiwit actief wordt. Maar als de golven niet in fase zijn, stopt het eiwit met bewegen. Eiwitten reageren op goede en slechte vibraties. 'In fase' (ref.) betekent dat het licht dezelfde golflengte heeft als het eiwit. Licht bestaat volledig uit fotonen. Wat Lipton hier "het energieveld in je lichaam" noemt, wordt ook wel het energetisch lichaam genoemd. Dit voor het oog onzichtbare, maar wel meetbare lichaam communiceert via licht/fotonen met je DNA en bepaalt ook de moleculaire structuur van de intra- en extracellulaire vloeistof op de verschillende plekken in je lichaam. Die celvloeistof bestaat uit een soort gel-achtige vorm van water (ref.), en water is zeer gevoelig voor harmonische frequenties. Zo wordt er een omgeving gecreëerd waarin de cel precies weet wat voor stofjes zoals eiwitten, enzymen en hormonen er geproduceerd moeten worden. De trilling van een bepaald gebied in ons energetisch lichaam is dus allesbepalend voor het celgedrag daar. Vandaar ook dat psychische en emotionele factoren zo'n grote uitwerking hebben op onze lichamelijke gesteldheid. Bruce Lipton gaat verder:
En het omgekeerde is net zo goed waar: positieve gedachten sturen goede signalen. Optimisme, dankbaarheid, of het vergeven van iemand die je ooit iets aangedaan heeft, zorgen ervoor dat je lichaam allerlei goede stofjes aanmaakt. Die versterken onder meer ons afweersysteem. Zo hebben proeven met HIV-patiënten aangetoond dat het lichaam bij vergeving van anderen meer CD4-lymfocyten aanmaakt. Dat zijn cellen in ons afweersysteem die een bewezen anti-kankerwerking hebben. Ook werkt vergeving bloeddrukverlagend en heeft het een cardioprotectief effect, m.a.w. het hart wordt erdoor beschermd (ref.). Epigenetica: externe signalen bepalen het celgedrag Hoewel we een gigantisch aantal cellen in ons lichaam hebben, is elke cel feitelijk ook een op zichzelf functionerend organisme. Hij consumeert, scheidt uit, heeft zijn eigen afweersysteem en communiceert met andere cellen. Het DNA van een cel bevindt zich in de celkern. Eén van de mooie eigenschappen van DNA is dat het zelfherstellend werkt (ref.). Als DNA beschadigd raakt, bijvoorbeeld door gif of straling, komen er eiwitten in actie die DNA-reparatie-enzymen genoemd worden. Die herkennen de beschadiging en repareren het zo goed mogelijk. De genen die de aanmaak van deze eiwitten regelen liggen op het DNA zelf, dus zo herstelt DNA zichzelf. Vroeger dacht men dat de celkern als 'het brein' van de cel gezien moest worden, omdat daar het DNA opgeslagen ligt. Maar nieuwe inzichten wijzen erop dat niet de kern, maar juist de buitenkant van de cel, het celmembraan, beter als brein gezien kan worden (ref.). Het membraan is een soort halfdoorlatende huid die uit drie laagjes bestaat en maar een paar miljoenste millimeter dik is. Op het membraan zitten meer dan 100.000 receptoren, die als aan/uit-schakelaars fungeren. Ze luisteren naar de chemische boodschappermoleculen zoals hormonen en neurotransmitters in de vloeistof rond de cel. Ontvangt een receptor een signaal, dan kan dat via zogenaamde signaaltransductie een eiwit in de cel activeren. Dit leidt tot een bepaald gedrag van de cel. Maar chemische boodschappermoleculen zijn niet de enige factoren die ons DNA beïnvloeden. Zoals hierboven beschreven doet ook het energetisch lichaam dat. En daarin spelen elektromagnetische frequenties (trillingen) en gevoelens een grote rol. Elke cel in ons lichaam heeft hetzelfde DNA, een spiercel heeft dus exact hetzelfde DNA als een botcel. Maar ze gedragen zich heel verschillend, en dat komt doordat er verschillende genen actief zijn. In een menselijke celkern bevinden zich 46 chromosomen. Een chromosoom bestaat voor 50% uit eiwitten en voor 50% uit DNA. De eiwitten omsluiten het DNA op bepaalde stukken en laten andere stukken open, die zijn dan zeg maar leesbaar. Zo'n leesbaar stukje code ziet er bijvoorbeeld uit als 'CCAAGGGGTTC'. Het zijn de leesbare genen die de werking van het programma bepalen. Door signalen van buitenaf worden er bepaalde stukken DNA omsloten of juist blootgelegd. Dan kan zo'n leesbaar stukje code bijvoorbeeld veranderen in 'CCGAAGGGCTTC'. Dit wordt epigenetica genoemd. Het actieve programma in je DNA, dat je celgedrag bepaalt, is dus voortdurend aan veranderingen onderhevig. Als bepaalde genen vaak geactiveerd worden, kunnen ze deel gaan uitmaken van de code die standaard actief is, en die voor een groot deel ook je karakter bepaalt. Je kunt dus door regelmatig oefeningen te doen, of door bijvoorbeeld in therapie te gaan, daadwerkelijk je karakter veranderen. Zo kun je van bepaalde klachten afkomen, zoals depressiviteit of angststoornissen. We beïnvloeden hier waarschijnlijk zelfs het karakter van onze nakomelingen mee. Laboratoriumonderzoek heeft laten zien dat bij ratten die langere tijd aan stress blootgesteld werden, hun stressgerelateerde genen blijvend actief werden. Ook als later de oorzaak van de stress weggenomen werd, bleven deze ratten de rest van hun leven nerveus. Als deze ratten zich gingen voortplanten en dus hun genen doorgaven, bleken hun jongen ook veel nerveuzer van aard te zijn dan normale ratten. Het maakte hierbij niet uit of hun ouders nog aanwezig waren of niet (ref.). "Ons brein schakelt voortdurend genen aan en uit. Terwijl we zitten te praten, schakelen we voortdurend genen aan en uit. Epigenetica runt de show." - Dr. Stanislaw Burzynski, Pools arts en biochemicus (ref.) Deze beïnvloeding van het celgedrag door epigenetische factoren werkt zo bij alle cellen in ons lichaam. Bij spiercellen, botcellen, huidcellen, hersencellen, en bij kankercellen is het niet anders. Ook bij kankercellen krijgt de cel signalen van buitenaf die eiwitten activeren die de leesbare code veranderen. En in het geval van kankercellen is dat dus een stukje code met een vrij extreem programma als uitkomst, namelijk een programma dat een normale cel of een stamcel doet veranderen in een soort 'Hulk-achtige' cel. Een cel die niets van zijn omgeving meer accepteert en groter, sterker en agressiever is dan alle andere cellen.
Grrr... Gestuurd door een oerprogramma? De codes voor het afwijkende gedrag van een kankercel lijken vaak geactiveerd te worden door de bacteriën in zijn omgeving. Bacteriën zijn mysterieuze wezentjes. Waar ze vandaan komen weet niemand. Wie probeert hun herkomst te achterhalen, komt uit bij het stof dat zich om sterren heen bevindt en via kometen zijn weg vindt door het universum. De astronomen Hoyle en Wickramasinghe stelden in de jaren '80 gezamenlijk vast dat dit stof grotendeels uit gevriesdroogde bacteriën lijkt te bestaan (ref.); iets wat later door andere wetenschappers werd bevestigd. Worden deze bacteriën gecreëerd door de sterren zelf? Gezien het feit dat DNA allerlei quantummechanische eigenschappen bezit en net als fotonen 'uit het niets' lijkt te kunnen ontstaan, alsmede het feit dat zonlicht een soort levensscheppende kwaliteit lijkt te bezitten, is dit misschien nog niet eens zo'n vreemde gedachte. Hoe het ook zij, bacteriën waren waarschijnlijk de eerste levende wezentjes die lang geleden op Aarde belandden en in de oersoep leerden te overleven, en waar al het leven op onze planeet uiteindelijk van afstamt (ref.). Door verschillende oorzaken zoals stress, straling, te veel gif of te weinig voedingsstoffen kan de weerstand in (delen van) het lichaam afnemen. Waar dat gebeurt, nemen de microbenpopulaties toe (ref.). Ze veranderen steeds van vorm en eigenschappen, waarbij de pH van de intra- en extracellulaire vloeistof een belangrijke rol speelt (ref.). Als de weerstand van een cel afneemt, neemt de doorlaatbaarheid van het celmembraan toe en kunnen de bacteriën makkelijker binnendringen. Ze bereiken dan zelfs de celkern, waar het DNA opgeslagen ligt.
Pasteur had een tijdgenoot met een heel andere visie, Claude Bernard. Bernard is de grondlegger van wat je de “terreingeneeskunde” zou kunnen noemen. Hij geloofde wel dat bacteriën ziekten veroorzaken, maar alleen als het “terrein” daarvoor gunstig is. Net als in een tuin: als er veel kalk in de bodem zit, groeien er madeliefjes. In vochtige hoeken groeit een vlier of een wilg. De omstandigheden bepalen de aanwezigheid van organismen, die in die omstandigheden nuttig werk kunnen doen." - Dr. Hans Moolenburgh, huisarts (1925 - 2018) (ref.) Zoals gesteld op onze homepagina, lijkt de ontmoeting met het DNA van bacteriën in veel gevallen het moment te zijn waarop ons eigen DNA zich afwijkend gaat gedragen. Niet verwonderlijk, gezien de communicatieve eigenschappen van DNA. Bovendien maken bacteriën er een sport van om hun DNA zo wijd mogelijk te verspreiden. Daarin ligt ook hun overlevingskracht; door hun informatie voortdurend te delen kunnen ze steeds beter aangepaste nakomelingen creëren en zo de gevaren uit hun omgeving beter het hoofd bieden.
De voortplanting gebeurt bij eencellige organismen zonder celkern zoals bacteriën (ook wel prokaryoten genoemd (ref.)) heel anders dan bijvoorbeeld bij zoogdieren. Er is geen sprake van een zaad- en een eicel die samensmelten. Wat bacteriën doen is een soort "tijdelijke penis" (sekspilus geheten (ref.)) aanleggen en daarmee direct hun erfelijk materiaal in andere organismen overbrengen. Dit wordt conjugatie genoemd (ref.). Als andere bacteriën, zoals concurrerende koloniën, hun DNA niet vrijwillig willen delen, wordt er soms grof geweld gebruikt om hun DNA te kunnen stelen (ref.). Zo belangrijk is DNA-informatie voor bacteriën. Lange tijd werd gedacht dat conjugatie door bacteriën alleen bedreven werd met andere bacteriën en soms ook bij planten en gisten. Meer recent onderzoek heeft echter aangetoond dat ze hun genen ook graag delen met DNA uit zogenaamde eukaryote cellen. Dat zijn cellen met een celkern en andere organellen zoals wij mensen en o.a. ook dieren, planten en schimmels die hebben (ref.). Zo toonde onderzoek aan de University of California (San Diego, VS) aan dat als E. colibacteriën losgelaten worden op embryonale cellen van hamsters, die cellen genetische veranderingen ondergaan. Aan de E. colibacteriën was een gen toegevoegd dat groen fluoriserende eiwitten produceert. Een paar uur later produceerde het hamster-DNA deze eiwitten ook, en gaven de cellen letterlijk licht (ref.). Dat het in kankercellen vaak wemelt van de bacteriën en dat het menselijk DNA in die cellen opvallend veel genen overeenkomstig heeft met het bacteriële DNA, is ook al enige tijd bekend. Het DNA uit normale menselijke cellen vertoont een paar duizend overeenkomsten met bacteriëel DNA, terwijl dat bij het DNA van kankercellen meer dan tweehonderd keer zoveel is (ref.). Superorganisme De samenwerking tussen bacteriën en onze eigen cellen is bij talloze lichaamsprocessen, zoals het spijsverteringsstelsel, het zenuwstelsel, het immuunsysteem en ook de gemoedstoestand (ref.), zo groot dat je beide levensvormen eigenlijk niet los van elkaar kunt zien (ref.). Ze vormen samen een soort superorganisme (ref.). Meer dan de helft van alle bacteriesoorten in ons lichaam is nog nooit goed onderzocht, dus we weten ook niet precies wat ze doen (ref.). Wel is duidelijk dat de conditie en de samenstelling van de inwendige bacterieculturen sterk afhankelijk zijn van het voedsel dat er binnenkomt. Een gezond, vezelrijk dieet levert veel nuttige microben op (ref.), terwijl een verzurend, suikerrijk en ongezond menu juist voor veel schadelijke bacteriën zorgt. In totaal bevat het lichaam tien keer zoveel bacteriële cellen dan eigen cellen. Deze bacteriële flora bevat bij elkaar meer dan drie miljoen unieke genen - bijna 150 keer zoveel als ons eigen genoom telt. Je zou dus bijna kunnen zeggen dat we eigenlijk meer bacterie zijn dan mens! Dat laat wel zien uit hoeveel verschillende overlevingsprogramma's een menselijke cel kan putten als de nood aan de man komt, aangeboden door bacteriën. Vandaar waarschijnlijk dat kanker voorkomt in een eindeloze reeks variaties. Eigenlijk heeft de natuur het heel mooi geregeld, want zodra ons celmilieu zodanig verslechtert dat de mirobenpopulaties toenemen en hun DNA ons eigen DNA ontmoet binnen onze cellen, krijgt ons DNA behalve over zijn eigen overlevingsprogramma's (die bijvoorbeeld geactiveerd worden bij een gebrek aan zuurstof) de beschikking over een upgrade die precies het programma biedt dat nodig is om in dat specifieke milieu te overleven. Die bacteriën weten immers hoe dat moet! Darmflora beïnvloedt lichaam en geest Hoewel bacteriën zich overal door het lichaam heen bevinden, treffen we het grootste gedeelte van ons zogenaamde microbioom aan in de darmen. Dat is ook logisch, gezien de nauwe relatie tussen voedsel en microben. Michael Mosley, een Engelse arts en presentator van medisch-wetenschappelijke programma's op de BBC, had in het begin weinig oog voor de inwendige flora, net als veel van zijn collega's (ref.):
Hoe meer onderzoeken hij bestudeerde voor zijn werk, hoe meer hij echter overtuigd raakte van de invloed van het microbioom op onze gezondheid en ons welzijn. Zo blijken nuttige darmbacteriën gelukshormonen zoals dopamine en serotonine te produceren, vermoedelijk als we voedsel gegeten hebben dat hen sterk houdt, zoals groente en fruit. Die hormomen komen in ons bloed terecht, dus dan gaan wij onszelf ook beter voelen. Michael Mosley schreef er een boek over genaamd "Het slimmedarmendieet" . Een verrassend feit is dat onze darmen hersencellen bevatten. Die communiceren constant met ons brein. Mosley hierover:
Op deze manier heeft onze darmflora een grote invloed op zowel ons lichamelijk als ons geestelijk functioneren (zoals het ontstaan van depressies). Dat hebben ook experimenten met zogenaamde steriele muizen laten zien, oftewel muizen die geen bacteriën in hun darmen hebben. Mosley:
Het feit dat muizen dik kunnen worden door slechts de aanwezigheid van bepaalde bacteriën in hun darmen, toont wel aan dat dit mechanisme verloopt op een heel andere manier dan via de klassieke theorieën op het gebied van voeding en calorieën. Waarschijnlijk komt dit doordat de darmbacteriën hun DNA delen met de eukaryote cellen om zich heen, die daardoor obesitas-achtig gedrag gaan vertonen. Virussen Net als bacteriën zijn virussen erg gevoelig voor hun omgeving. Virussen zijn mysterieuze organismen waarvan de oorsprong nog steeds niet helemaal duidelijk is. Het is speculeren voor wetenschappers waar ze precies vandaan komen, maar het is wel duidelijk dat er duizenden soorten van bestaan (waarvan vele nog nauwelijks onderzocht zijn) en dat ze al heel lang aanwezig zijn op Aarde. Sommigen denken dat ze wellicht de voorlopers waren van het leven zoals wij dat kennen (ref.), omdat sommige van hun eigenschappen kenmerkend zijn voor levende organismen (zoals het feit dat ze kunnen evolueren en hun genen verspreiden), maar andere juist weer niet. Zo hebben ze geen stofwisseling, en kunnen ze dus zelf ook geen energie produceren. Feitelijk zijn het gewoon pakketjes met genetische informatie, omhuld door een laagje eiwitten. Die pakketjes kunnen van virus tot virus erg verschillen. Veel virussen bevatten alleen RNA (ref.), geen DNA, maar kunnen hun genetische informatie i.t.t. onze eigen eukaryote cellen wel transcriberen naar DNA toe (zoals het DNA van de gastheercel die ze binnengedrongen zijn of ander viraal DNA in die cel) (ref.). Virussen kunnen ogenschijnlijk voor onbeperkte tijd ergens liggen zonder dat er biologische activiteit in waargenomen wordt. Daarom wordt er soms gedacht dat ze misschien via kometen of sterrenstof door het universum verspreid worden (ref.). Pas als de omgeving verandert, bijvoorbeeld door UV-straling of bepaalde chemicaliën, komt het virus tot leven. Dan klampt het zich vast aan een geschikte gastheer, bijvoorbeeld een menselijke cel of een bacterie, en injecteert het zijn genetisch materiaal daar. Zo kan het DNA zich delen, of samengaan met ander DNA, of genen uit het DNA van de gastheercel kopiëren, zodat er weer nieuwe virussen ontstaan (ref.).
Virussen worden meestal als lastpakken en ziekteverwekkers gezien (hoewel er ook goede virussen zijn zoals bacteriofagen, die schadelijke bacteriën kunnen elimineren), maar dat is misschien wat te negatief bekeken. Virussen zijn de meest voorkomende 'wezentjes' op Aarde. Hun aantallen zijn eigenlijk niet voor te stellen. Niet alleen in je lichaam (als je de griep hebt, kun je makkelijk een paar biljoen griepvirussen onder de leden hebben) (ref.), maar ook daarbuiten. In de grond, in de natuur, in zeeën en oceanen, in poolijs, overal. Wetenschappers schatten het totale aantal virussen op onze planeet wel eens op ergens rond de 1031 (dus een 1 met 32 nullen, oftewel honderdduizend keer miljard, keer miljard, keer miljard). Maar dat is een wilde gok, geven ze zelf ook toe. Minstens de helft daarvan bestaat uit RNA-virussen en die hebben een voorkeur voor eukaryote cellen om hun genen in te verspreiden, niet voor prokaryoten zoals bacteriën. Als je het op een andere manier bekijkt, zou je virussen dus ook als een soort permanent aanbod van genetische informatie om ons heen kunnen beschouwen. Een genenpoel waar Moeder Natuur altijd uit kan putten als dat nodig is. Virussen spelen waarschijnlijk een grote rol in de evolutie, wat wel aangetoond wordt door het hoge percentage virale genen dat mens en dier in zich hebben. In de natuur draait het vooral om ontwikkeling en overleving, en virussen zijn net als bacteriën experts in aanpassing en overleving. Dus als een bepaald organisme, zoals een menselijke cel, het in zijn eigen omgeving niet meer uithoudt, zijn er altijd programma's uit microbisch DNA/RNA beschikbaar om het over een andere boeg te gooien. Dat is precies wat kanker ook doet: het normale pad van ontwikkeling verlaten en overlevingsprogramma's kopiëren/activeren. Natuurlijk kunnen virussen ook lastig zijn en je ziek maken, maar dat gebeurt alleen als je afweersysteem nog niet voldoende ontwikkeld is, of te zeer verzwakt is, om er iets tegen te doen. Je afweersysteem leert juist van de confrontatie met virussen, of die nu direct verloopt of via bacteriën waarin virussen hun genetisch materiaal geïnjecteerd hebben. Het haalt daar de informatie uit die nodig is om toekomstige bedreigingen af te weren (ref.). Organismes die niet voldoende in staat zijn om zich aan te passen, worden ziek of vallen af, zo werkt natuurlijke selectie nou eenmaal. Wij mensen vormen daar geen uitzondering op, want ook al leven we dan vaak in een onnatuurlijke omgeving, ons lichaam is en blijft puur natuur. Virussen helpen ons dus uiteindelijk vaak alleen maar om sterker te worden. Dat geldt voor griep of verkoudheid net zo goed als voor kanker. Van dit principe wordt ook gebruikgemaakt bij sommige virotherapieën zoals Rigvir, waar darmvirussen aangewend worden om kankercellen te lijf te gaan. Niet nieuw De vermoede link tussen microben en kanker is bepaald niet nieuw. Al in 1890 verkondigde de Schotse patholoog William Russell dat hij "parasitaire vormen" ontdekt had in alle gevallen van kanker die hij had onderzocht. In 1926 ontving de Deense arts en bacterioloog Johannes Fibiger zelfs een Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde voor zijn ontdekking dat een parasiet verantwoordelijk was voor de vorming van kanker in ratten (ref.). Ook onderzoekers als William Coley, Royal Raymond Rife en Gaston Naessens kwamen in de vorige eeuw tot de conclusie dat kanker bijna altijd gepaard gaat met een overmaat aan schadelijke microben en dat tumoren vanzelf verdwijnen als men zich richt op het uitschakelen daarvan. Op deze manier werd ook een onvermoede link tussen de geslachtsziekte syfilis en kanker ontdekt. Syfilis wordt veroorzaakt door een bacterie die, indien niet goed aangepakt, vele jaren later lijkt te kunnen leiden tot de vorming van tumoren, vooral in de mond (ref.). Ook in meer recente tijden blijven onderzoekers om de haverklap tegen de 'toevalligheid' aanlopen dat het ontstaan van kankers zo vaak samengaat met de aanwezigheid van grote kolonies van bepaalde bacteriën. In 2015 stelde het Antoni van Leeuwenhoek in Amsterdam zelfs onomstotelijk vast dat een bepaald type salmonellabacterie betrokken was bij het ontstaan van een soort galblaaskanker die in India en Pakistan vaak voorkomt. In vrijwel alle onderzochte tumormonsters werd het DNA van deze bacterie aangetroffen (ref.). Het verband tussen andere microben en bepaalde kankersoorten wordt ook al tijdenlang vermoed, of zelfs al min of meer geaccepteerd als een vaststaand feit. Zoals daar zijn:
Wanneer bacteriën van parasieten afkomstig zijn, zoals de helicobacter pylori-bacterie die soms door teken overgebracht wordt, kan zich op de plek van de tekenbeet na enige tijd een tumor vormen. Wetenschappelijke tegenzin Meer dan genoeg aanwijzingen dus om te veronderstellen dat microbische genen een sterke invloed uitoefenen op menselijk DNA bij de vorming van ziektes als kanker, zou je zeggen. Toch lijkt de reguliere medische wetenschap deze stap maar met de grootst mogelijke tegenzin te willen zetten (ref.). "Vaak kan het moeilijk zijn om te bepalen of de bacteriën de tumor hebben veroorzaakt of dat de tumor vóór de bacteriële infectie is ontstaan. Gezien de potentiële valkuilen is ruimdenkend scepticisme nodig als we bacteriële oorzaken voor kanker willen overwegen," verwoordt bijvoorbeeld Charles Rabkin van het Amerikaanse Nationale Kankerinstituut (NCI) hun 'officiële' standpunt in deze kwestie. Gedeeltelijk komt dat misschien doordat men de aard van DNA nog zo anders ziet dan onafhankelijke onderzoekers zoals Bruce Lipton en Luc Montagnier dat doen. Men ziet DNA niet als iets dynamisch dat voortdurend communiceert met zijn omgeving en makkelijk kan veranderen onder invloed van epigenetische factoren, zoals het celmilieu. De aandacht gaat vooral uit naar erfelijke factoren, genetische manipulatie en de codering voor eiwitten. Als men spreekt over DNA-overdracht, gaat de aandacht in de eerste plaats uit naar genen van buitenaf die 'ingebouwd' moeten worden in DNA-strengen (ref.). Dat ons DNA sowieso al voor tientallen procenten uit bacteriële en virale genen bestaat, weet men misschien wel, maar dat de hernieuwde confrontatie met microbisch DNA binnen een cel zorgt voor het heractiveren van oude programma's die al die tijd latent in het DNA gelegen hebben, en soms het upgraden ervan, wordt nauwelijks in overweging genomen. Evenmin als het feit dat deze epigenetische reprogrammering verloopt via de uitwisseling van zuiver uit vibrerend licht bestaande, bijna onzichtbare fotonen. De belangrijkste reden voor het stelselmatig wegkijken van de microbenfactor door reguliere onderzoekers ligt waarschijnlijk echter in het feit dat dit geen pad is dat kan leiden tot patenteerbare geneesmiddelen. Zoals bekend is de farma verreweg de grootste aanstuurder en sponsor van al het medisch-wetenschappelijk onderzoek in de wereld. Als het idee dat microben verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de meeste kankers algemeen geaccepteerd werd, zou de hele chemo- en bestralingsindustrie waarschijnlijk in één klap haar biezen kunnen pakken.
Dan zou de aandacht van patiënten immers massaal overgaan naar methodes die schadelijke bacteriën kunnen bestrijden, liefst met zo min mogelijk bijwerkingen. Zoals bijvoorbeeld bioresonantie, MMS of bacteriofagen. Antibiotica zijn ook een optie, maar die hebben vaak vervelende bijwerkingen. Ze zijn i.t.t. de andere methodes echter wel officieel geregistreerd als medicijn, vandaar dat de meeste artsen alleen maar antibiotica voorschrijven bij bacteriële aandoeningen. Zo'n omslag in kankerbehandelingen zou een horrorscenario betekenen voor de farma, want de huidige aanpak vormt nou juist één van hun meest lucratieve branches (gemiddeld meer dan een ton opbrengst per patiënt). David Hess, werkzaam als professor aan de Vanderbilt University in Nashville (Tennessee, VS), onderzocht in 1997 al eens hoe het medisch establishment zich door de jaren heen opgesteld heeft tegenover wetenschappers die microben in hun kankeronderzoek betrokken. Hij zag al snel een trend ontstaan: deze onderzoekers kregen steeds een standaardbehandeling van onderdrukken, negeren, tegenwerken, waarschuwende WC-Eend-wetenschappers, verbieden en intimideren (ref.). Deze strategie kennen we ook van andere niet-patenteerbare (kanker-)therapieën, zoals homeopathie, cannabismedicijnen, stamceltherapie en vele andere. Vanaf de dag dat het beruchte "Flexner Report" in de VS verscheen in 1910, heeft de farmawetenschap zich altijd vijandig opgesteld tegenover afwijkende visies. Dat was toen zo, en dat is nu nog steeds zo. Dat verandert echter niets aan de feiten. En die feiten zijn niet alleen dat microben wel degelijk een grote rol spelen bij het ontstaan van kanker en andere (vaak chronische) aandoeningen, maar gelukkig ook dat steeds meer medici dit gaan inzien. Alleen al in 2017 zijn er meer dan 10 papers verschenen waarin artsen verslag doen van succesvolle kankerbehandelingen op basis van antibiotica. Ook in medische onderzoeksinstellingen wordt het microbioom van de mens steeds vaker als uitgangspunt genomen (ref.). Een gedownload bacterieel overlevingsprogramma De codes voor kanker zijn dus vaak afkomstig uit DNA/RNA van buitenaf. Net zoals het tijd kost voor een computer om een programma te downloaden, kan het wel een paar uur duren voordat de (her-)activatie van deze genen in een organisme voltooid is. Zodra dit gebeurd is, gaan deze cellen vervolgens net als veel microben:
Kankercellen zijn dus eigenlijk gewoon cellen die Back to Basics gegaan zijn. Maar omdat het ontwikkelde, eukaryote cellen zijn, en dus geen primitieve prokaryote cellen zoals bacteriën, is het resultaat een soort van halfslachtig mengelmoesje, een hybride. Die hybride is weliswaar beter in staat om te overleven in een onguur celmilieu, maar verstoort ondertussen ook de mechanismen van de puur eukaryote cellen om zich heen en kan uiteindelijk zelfs de dood van zijn gastheer veroorzaken. mtDNA Of en in hoeverre het DNA dat opgeslagen ligt in de mitochondriën, oftewel de energiecentrales van een cel, hier ook een rol in speelt is nog niet helemaal duidelijk. Bekend is dat dit zogenaamde mitochondriaal DNA of mtDNA (ref.) afwijkt van ons eigen DNA (dus dat in de celkern opgeslagen ligt). Er wordt vermoed dat dit ook bacterieel DNA is, afkomstig van bacteriën die lang geleden misschien de voorlopers vormden van de eukaryote cellen zoals wij die nu hebben (ref.). Deze bacteriën waren zo goed in het creëren van energie, dat de eukaryote cellen dat DNA vermoedelijk bewaard hebben in speciale organellen, om zo verzekerd te blijven van brandstof. Dat dit mtDNA communiceert met het lichaamseigen DNA lijkt ook wel duidelijk, want het coderen voor de eiwitten die nodig zijn voor de mitochondriën om hun werk te doen is in de loop der tijd grotendeels overgenomen door ons eigen DNA. Ook hebben experimenten laten zien dat wanneer een bepaald enzym in de mitochondriën, cytochroom-c-oxidase oftewel CcO genaamd, verstoord wordt, de energieproductie in die mitochondriën dan overgaat van oxidatieve fosfylering (glucoseverbranding) naar glycolyse (glucosefermentering). Oftewel: ze gingen over op de ATP-productie die typerend is voor kankercellen. Maar dat niet alleen; ook ging er een seintje vanuit het mtDNA naar het DNA in de celkern dat de hele cel ertoe aanzette om zich meer kankerachtig te gaan gedragen (ref.). Ander wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat wanneer de mitochondriën van een gezonde cel vervangen werden door mitochondriën uit tumorcellen, de hele cel dan kankerachtig werd. Andersom lieten mitochondriën uit een normale cel een kankercel juist minder snel groeien of weer normaal functioneren (ref.). Genoeg aanwijzingen dus dat er fotonencommunicatie plaatsvindt tussen het mtDNA en het menselijk DNA, en dat dit kankervorming in de hand werkt wanneer de gebruikelijke energieproductie in gevaar komt (wat normaal gesproken gebeurt door een gebrek aan zuurstof op celniveau). Of het mtDNA ook zo'n initiërende rol speelt bij andere kankerverwekkende situaties, bijvoorbeeld een overmaat aan gif in het celmilieu of een verstoring van het energetisch lichaam vanwege een trauma, of dat het kankerprogramma dan onafhankelijk van het mtDNA opgestart wordt door het menselijk DNA, is (ons) op dit moment nog niet bekend. Telomeren: méér dan alleen 'veteruiteinden' Een ander aspect van DNA waar in de reguliere genetica nog vaak overheen gekeken wordt, is de multifunctionaliteit van telomeren. Telomeren zijn de uiteinden van chromosomen. Ze bestaan uit DNA waar een beschermend laagje eiwitten omheen zit. Daarom worden ze vaak vergeleken met de stevige uiteindjes van schoenveters (ref.). Het is bekend dat telomeren steeds korter worden na iedere celdeling. Telomeren vormen een soort van lusje, en als ze te kort geworden zijn om een lus te vormen, is dit voor de cel een signaal dat het werk erop zit en af te sterven. Dit is een natuurlijk mechanisme om te waarborgen dat DNA niet te vaak gekopieerd wordt, waardoor de kwaliteit kan afnemen. Gemiddeld is het eindpunt na enkele tientallen celdelingen bereikt. De oude cel wordt dan vervangen door een nieuwe. Het enzym telomerase heeft het vermogen om telomeren weer aan te laten groeien. Telomerase kan in principe door elke cel aangemaakt worden, want het programma daarvoor bevindt zich in onze genen - zoals ook voor ieder ander lichaamseigen enzym of eiwit geldt. Maar in de meeste cellen staat dit gen uitgeschakeld. Het is alleen actief in specifieke cellen zoals stamcellen, embryocellen, kiembaancellen en...kankercellen! Een cel die zijn telomerase-productie weer geactiveerd heeft, wordt min of meer onsterfelijk en kan zich oneindig blijven delen. In de reguliere oncologie wordt dit als onwenselijk gezien en wordt er onderzoek verricht met als doel om de aanmaak van telomerase in kankercellen te blokkeren. Maar daarmee ziet men niet in dat dit een doelbewuste actie van de cel is om het kankerprogramma actief te houden dat opgestart werd om een giftig celmilieu het hoofd te bieden. De lengte van telomeren wordt niet alleen beïnvloed door celdelingen, maar is ook een graadmeter voor de algehele conditie van de cel. Onderzoek heeft aangetoond dat telomeren van toekomstige kankerpatiënten veel korter zijn, en dat is vaak al zichtbaar meer dan 10 jaar voordat de tumor zich daadwerkelijk manifesteert (ref.). Dat komt omdat een giftig celmilieu rondom de cel ook het inwendige milieu schaadt. De pH van het celvocht wordt lager, het elektromagnetisch spanningsverschil binnen en buiten de cel wordt kleiner waardoor voedingsstoffen en afvalstoffen minder goed getransporteerd kunnen worden, de oxidatieve stress neemt toe, er komen meer schadelijke schimmels en bacteriën, enz.
Dit alles doet de levensvonk van de cel langzaam uitdoven, en dat is te zien aan de lengte van de telomeren. Telomeren zijn namelijk ook de toegang voor alle fotonencommunicatie die er plaatsvindt vanuit en naar het DNA. Dat is zichtbaar onder een microscoop, waar de telomeren oplichten als kleine lichtpuntjes. In een gezonde cel is het in de telomeren een komen en gaan van fotonen die communiceren met alles wat er in en om de cel gebeurt. Maar als de levenskracht van de cel afneemt, wordt dat minder en minder. Dan kunnen er kwalen ontstaan zoals hart- en vaatziekten en degeneratieve aandoeningen. Totdat de situatie zo onleefbaar is geworden dat er overgeschakeld wordt op het overlevingsprogramma, oftewel kanker. Vreemd genoeg houdt het verschijnsel van korter wordende telomeren een jaar of 3-4 vóór de eerste diagnose van kanker op. Dit kan erop duiden dat het lichaam dan in een soort van afwachtingsfase verkeert: gaat de eigenaar van het lichaam in kwestie nog iets doen aan dat verslechterende interne leefmilieu, of moeten de cellen zelf maatregelen gaan nemen? Kankercellen hebben de controle over de korter wordende telomeren in eigen handen genomen en zorgen ervoor dat ze zich oneindig kunnen blijven delen zolang de noodsituatie voortduurt. De enige oplossing daarvoor is het weer leefbaar maken van het celmileu, op manieren zoals die o.a. beschreven staan op deze site. Het koolstofmolecuul C60 is als geen ander in staat om één van de meest schadelijke factoren voor de gezondheid voor een cel, namelijk oxidatieve stress, te beteugelen. Daarom lijken de eerste resultaten van onderzoek naar dit relatief nieuwe middel aan te geven dat de telomeren van patiënten die C60 gebruiken weer langer worden. Aangezien de lengte van je telomeren met een simpele bloedtest vast te stellen is, zou dit in de toekomst gebruikt kunnen worden om vast te stellen hoe het met je interne celmilieu, en dus je kans op kanker, gesteld is. Snel klaar en lang houdbaar Een bijzondere eigenschap van DNA is dat het zo lang goed kan blijven. Waar de meeste cellen in ons lichaam binnen een dag na onze eigen fysieke dood ook wel afgestorven zijn (ref.), kan het DNA in de celkern onder de juiste omstandigheden honderdduizenden, misschien zelfs wel miljoenen jaren blijven bestaan (daar zijn de geleerden het nog niet helemaal over eens) (ref.). Het blijft dan vaak zelfs nog enigszins actief. Zo hebben onderzoekers vastgesteld dat ongeveer twee dagen na het overlijden van de gastheer of -vrouw, bepaalde genen nog geactiveerd worden die geassocieerd worden met de ontwikkeling van kanker (ref.). Dat is logisch, want het ontbindingsproces begint vrijwel direct nadat de dood is ingetreden. Het celmilieu wordt dan dus slechter en slechter, er komen meer bacteriën en op een gegeven moment zal dat de genen activeren die ook bij levende mensen actief worden als het celmilieu onleefbaar wordt. Het omgekeerde kan overigens ook gebeuren: dat de kanker verdwijnt nadat de persoon in kwestie overleden is. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als de kanker het gevolg was van negatieve energie bij die persoon. Als negativiteit te lang aanhoudt, kunnen cellen hun leefomgeving als onleefbaar gaan ervaren en kankerachtig worden. Als de patënt overlijdt, houdt die negatieve energie op te bestaan en kunnen tumoren verdwijnen, soms zelfs heel snel. "Mijn oma had erge huidkanker, ze had al veel behandelingen gehad om beter te worden...Dit heeft niet geholpen waarna de dokters hebben aangegeven de behandelingen te stoppen omdat ze niet meer te helpen was...Mijn oma had de kanker over haar hele lichaam en gezicht, zondagmiddag blies ze haar laatste adem uit...En je gelooft het of niet maar geen twee uur later waren de plekken verdwenen...Dit konden wij allemaal niet begrijpen...Want de plekken waren duidelijk zichtbaar, ineens verdwenen...Het enige wat nog wel zichtbaar was waren de korstjes die ze zelf had gemaakt door krabben i.v.m. de jeuk...Deze kleine korstjes waren er nog wel maar de kanker was weg." - Berdien, commenter op het forum van Radar (AVROTROS) Snel gemaakt Hoewel het verval van DNA vaak lang kan duren, kan de creatie ervan soms juist heel snel verlopen. Dit proces roept nog tal van vragen op bij onderzoekers. DNA lijkt zich namelijk onder bepaalde omstandigheden 'uit het niets' te kunnen vormen.
De Franse viroloog Luc Montagnier (1932 - 2022)(ref.), die in 2008 de Nobelprijs voor de Geneeskunde won voor zijn ontdekking van het HIV-virus bij mensen, publiceerde in 2011 een onderzoek waarin hij aantoonde dat DNA kan ontstaan in een afgesloten, steriele reageerbuis waar alleen maar water in zit (ref.). Alles wat ervoor nodig was, was een zwak stroompje met een trilling van 7,83 Hz door het water en een stukje 'voorbeeld-DNA' dat zich in een tweede reageerbuis naast de eerste bevond. Deze frequentie van 7,83 Hz wordt ook wel de "Schumannresonantie" genoemd, omdat dit de frequentie is van de Aarde zelf. Dit werd ontdekt door de Duitse wetenschapper Winfred Otto Schumann in 1951. Ook is 7,83 Hz de frequentie van de Alfa-golven die ons brein uitzendt, waarmee de belangrijke verbinding van de mens als organisme (en al het andere leven op Aarde) met de planeet waarop wij leven aangetoond is (ref.). Het resultaat van Montagnier's experiment was verbluffend: binnen een dag had zich in de eerste reageerbuis ook DNA gevormd dat identiek was aan het 'voorbeeld-DNA'! De energie die overal om ons heen is, ook wel het quantumveld genoemd, leek volgens Montagnier alle informatie te bevatten die nodig is om het DNA te laten ontstaan in het water. Dit was een baanbrekende ontdekking, omdat het feitelijk onze hele realiteit verandert. Dit leidde sommige volgers ertoe om te veronderstellen dat DNA dan niet zozeer beschouwd moet worden als een molecuul in de klassieke zin van het woord, maar meer als een soort quantum (dus in potentie alom aanwezige) golfvorm die op willekeurig welke plek fysiek gemanifesteerd kan worden door de golfvorm in te vullen met fotonen van de juiste frequentie (ref.). Deze bevindingen stonden echter op behoorlijk gespannen voet met de algemeen aanvaarde evolutieleer binnen de mainstream wetenschap, met als gevolg dat er helaas maar weinig aandacht werd besteed aan dit onderzoek. Waar die quantum golfvorm achter ons DNA dan precies vandaan komt is dan ook een vraag waar nog maar weinigen zich openlijk mee hebben beziggehouden. Net als de vraag waarom die vorm dan verschillend zou zijn voor ieder levend organisme.
Filosofische bespiegelingen De Engelse filosoof Dr. Antony Flew was een overtuigd atheïst. Maar na het bestuderen van de werking van DNA zei hij ooit in verwondering: "DNA is het beste bewijs dat je kunt krijgen van God." (ref.) DNA is van zo'n complex en fantastisch ontwerp, dat dit volgens velen nooit het resultaat zou kunnen zijn van zomaar wat evolutie in primitieve levensvormen uit de zee die op een gegeven moment aan land kwamen om daar verder te ploeteren door de modder, zoals de algemeen aanvaarde evolutieleer het wil. Daar moet een groter idee achter zitten, een hogere macht die dit alles ooit startte omdat het hem/haar/hen blijkbaar een goed idee leek (ref.). Misschien het ultieme voorbeeld van "gedachten zijn krachten"? (ref.) "De kans dat hogere levensvormen zich zomaar ontwikkelden op Aarde is net zo groot als een tornado die door een autokerkhof raast en een perfect functionerende Boeing 747 achterlaat." - Fred Hoyle, astronoom Zelf vermoeden wij ook dat het vinden van een verklaring hiervoor vrij moeilijk zal zijn zonder het idee van een "Groot Ontwerp" achter het universum, oftewel een intelligente schepper of god als drijvende kracht, bij het plaatje te betrekken. Of zoals sommige onderzoekers het zeggen: hoe dieper natuurkundig onderzoek gaat, hoe spiritueler het lijkt te worden. Maar goed, nu neigen we de kant van filosofische bespiegelingen op te gaan, en daar zitten we hier niet voor ;) Maar dat er op het gebied van DNA nog veel te ontdekken valt, staat vast. Constante communicatie Toch sloten de bevindingen van onderzoekers als Luc Montagnier prima aan bij de conclusies die bovengenoemde Russische onderzoekers ook al trokken, namelijk dat DNA constant communiceert met alles in onze omgeving. Andere experimenten die in de loop der jaren op verschillende plaatsen gedaan zijn, bevestigen dit niet alleen, maar laten ook zien dat de menselijke geest zelf actief invloed kan uitoefenen op de buitenwereld. Begin jaren 90 had dezelfde groep Russische onderzoekers ook al vastgesteld dat DNA niet alleen communiceert via fotonen, maar dat de fotonen die fungeren als bouwsteentjes van de materie om ons heen, hier ook door beïnvloed worden. Dat liet een experiment zien waarbij fotonen losgelaten werden in een vacuüm buis. De fotonen namen schijnbaar willekeurige posities in. Vervolgens werd er een losse DNA-streng bij geplaatst. De fotonen voegden zich direct naar het DNA en dit bleef zelfs zo wanneer de DNA-streng weer verwijderd werd. Dit laatste werd het "DNA-fantoomeffect" genoemd (ref.). De complexe relatie tussen ons eigen bewustzijn (ref.) en subatomische deeltjes buiten onszelf werd door de westerse wetenschap ook al vastgesteld door experimenten als het Tweespletenexperiment (ref.). Hierbij bleek dat deeltjes zoals fotonen of elektronen een quantumstaat (oftewel een zee van mogelijkheden die zich gedraagt als een golf) aannemen zodra ze niet geobserveerd worden en er ook geen andere natuurwet een beroep op hen doet. Maar zodra ze geobserveerd worden, hetzij met het blote oog, hetzij via een detector of zelfs via video-opnames die later teruggekeken worden, nemen ze direct weer de 'vaste' staat aan die zich gedraagt als een deeltje. Méér quantumgedrag Experimenten van het Amerikaanse leger lieten vervolgens zien dat wanneer we ergens fysiek DNA achterlaten (en dat doen we eigenlijk voortdurend via o.a. verloren haren en huidcellen, daar maken bijvoorbeeld recherchediensten dankbaar gebruik van), dat dit DNA dan nog steeds in contact blijft met het DNA in ons lichaam (ref.). Onderzoeken die onder meer gedaan zijn door het Amerikaanse Institute of HeartMath lieten zien dat de gemoedstoestand van een proefpersoon direct het gedrag van zijn DNA beïnvloedt, en via de fotonencommunicatie, ook het DNA van anderen om zich heen. Voelde de proefpersoon zich dankbaar en blij, dan ontspande het DNA zich; voelde hij zich boos of angstig, dan rolde de DNA-string zich op tot een knotje (ref.). Precies dit gedrag vertoont ook het DNA dat zich niet langer in ons lichaam bevindt, hoe ver het ook van ons verwijderd is. En wel zonder enig tijdsverlies, oftewel realtime. De zoveelste aanwijzing dat DNA sterk verbonden is aan de quantumwereld, want dit soort gedrag kennen we verder eigenlijk alleen als quantumverstrengeling van subatomische deeltjes (ook wel entanglement genoemd) (ref.). Al deze experimenten laten zien dat onze geest, bewust of onbewust, via ons DNA niet alleen ons innerlijke milieu beinvloedt, maar ook de wereld om ons heen (ref.). Traditionele zienswijze Westerse kankeronderzoekers houden zich doorgaans met deze 'bijwerkingen' van DNA allemaal niet bezig. Zoals gezegd, daar wordt vooral gekeken naar de erfelijke en eiwitproducerende eigenschappen van onze genen. Wel wordt door sommige onderzoekers erkend dat de huidige behandelmethoden voor kanker eigenlijk nog behoorlijk primitief zijn: "Ruwweg kun je kankeronderzoek splitsen in twee benaderingen. Bij de eerste is het uitgangspunt de geconstateerde kanker die je weg wilt hebben. Bijvoorbeeld door deze weg te snijden, te bestralen, of door een giftige stof in te brengen in de hoop dat deze giftiger is voor de tumor dan voor de patiënt. Deze tweede benadering houdt er wel rekening mee dat kanker een oorzaak heeft. Maar ook daarbij wordt de mogelijkheid dat kanker wel eens een vorm van celdifferentiatie zou kunnen zijn, geen moment in overweging genomen. Men gaat altijd uit van fouten: "Dertig jaar onderzoek naar de rol die DNA speelt bij het ontstaan van kanker heeft de kennis daarover enorm doen toenemen. Met name blijken beschadigingen in dat DNA van cruciaal belang. Beschadigingen die een speciale reparatiedienst normaliter snel en adequaat herstelt. Maar helaas, niets is perfect; soms werken onderdelen van die reparatiedienst niet naar behoren of ze zijn er gewoon niet. Het gevolg is dat men direct de verkeerde weg inslaat. Er wordt gezocht naar manieren om die veronderstelde fouten te voorkomen en te herstellen, terwijl men zich juist zou moeten concentreren op de vraag waarom het lichaam tot zo'n noodmaatregel overgaat. Ook probeert men allerlei erfelijke factoren te vinden die bijdragen aan de vorming van kanker, terwijl dit in werkelijkheid slechts een ondergeschikte rol speelt. Natuurlijk zijn bepaalde genen wel betrokken bij het ontstaan van kanker, zoals het BRCA1-gen op chromosoom 17 en het BRCA2-gen op chromosoom 13 waarover in de media vaak gesproken wordt in verband met borstkanker (ref.). Maar deze genen zullen alleen maar actief worden als het inwendige milieu hiertoe aanleiding geeft. En daarbij spelen leefstijl-gerelateerde zaken als beweging, ontgifting en het dieet vaak een doorslaggevende rol. Dierproeven hebben bijvoorbeeld laten zien dat muizen die genetisch bevattelijker gemaakt waren voor ziekten, gemiddeld niet erg oud werden als ze alles mochten eten waar ze trek in hadden. Als ze echter een gezond dieet met weinig calorieën en goede visolie met omega 3-vetzuren voorgeschoteld kregen, leefden ze bijna twee keer zo lang. Overigens is maar bij ongeveer 5% van alle vrouwen met borstkanker een erfelijke aanleg gevonden. Moeras Zoals hierboven besproken bestaat ons lichaam uit een eindeloos web van signalen, eiwitten, enzymen, endocannabinoïden, hormonen enz. die allemaal hun werk doen. In de micro-omgeving rond de cellen zorgen ze voor het aan- en uitschakelen van receptoren op de celwand en zo de activatie van bepaalde genen, wat uiteindelijk het functioneren van het grotere geheel ten goede moet komen. Bij ieder mens werkt dit weer net even wat anders. Wie al deze eiwitten, enzymen enz. afzonderlijk gaat bestuderen, zoals conventionele kankeronderzoekers vaak doen, begeeft zich in een moeras van kanker-bevorderende en kanker-onderdrukkende factoren waar geen mens ooit nog uit kan komen: "Tegen de tijd dat we normaliter een tumor bij een mens vinden, is die genetisch gezien zo’n puinhoop van ontregelde genen dat het vaak lastig is om uit te zoeken wat de meest geschikte doelen zijn om de therapie op te richten." Een ander probleem met deze benadering is dat er een eindeloze variatie aan kankers bestaat. Logisch, als je bedenkt dat kankers vaak het gevolg zijn van de overlevingsprogramma's die gestreste cellen kopiëren uit het DNA van bacteriën in de cel. Maar zo zien kankeronderzoekers het niet, die gaan maar steeds uit van foutjes. En die willen al die verschillende kankersoorten categoriseren. Zo zijn er nu al duizenden soorten geïndexeerd en er worden nog steeds nieuwe ontdekt. Steeds als een onderzoeksteam een medicijn ontdekt dat aardig lijkt te werken bij een bepaalde vorm van kanker, worden er weer nieuwe varianten van die kanker ontdekt waar dat medicijn helemaal niets bij blijkt te doen. En dat verschilt vaak ook nog eens van persoon tot persoon. Het fundamentele probleem is steeds weer dat de medische wetenschap het menselijk lichaam benadert als een soort van machine waarin je de verschillende onderdelen los van elkaar kunt zien. Terwijl bij de meeste mensen die kanker overwonnen hebben, juist gebleken is dat een holistische aanpak veel beter werkt. Een mens is geen verzameling van losse onderdelen, maar één veelzijdig organisme dat op een uiterst vernuftige en complexe manier in elkaar zit. En dat bij ieder persoon weer net even wat anders werkt. Het lichaam combineert steeds alle processen en mechanismen met elkaar om de geest met al zijn keuzes en gedachten, zo goed mogelijk te dienen. Het heeft geen zin om het lichaam daarbij steeds in de keuken te kijken, want dan begeeft men zich op een weg die nooit eindigt. Dat heeft het huidige kankeronderzoek de afgelopen decennia wel bewezen. Beter zou men zich kunnen concentreren op de oorzaken en welke therapieën helpen om schadelijke processen zoals kanker een goede keer te laten nemen. 'Oncogen' gedebunkt
Sommige onderzoekers zien na verloop van tijd de zinloosheid van de huidige aanpak ook wel in en stellen een andere benadering voor. Zoals Dr. Robert Weinberg van het Massachusetts Institute of Technology (MIT), die in eerste instantie bekendheid verwierf door zijn publicaties over de zogenaamde 'oncogen'-theorie (ref.). Oftewel: hij dacht inderdaad dat fouten bij het kopiëren van DNA tijdens de celdeling verantwoordelijk waren voor het ontstaan van kankerverwekkende genen. Later trok hij deze hypothese weer in, omdat hij er bij nader inzien toch te weinig bewijs voor kon vinden: "Er was iets heel erg mis. Het idee dat een kanker ontstaat door de opeenvolgende activering van een reeks oncogenen had de link met de werkelijkheid verloren." (ref.) Het probleem was alleen dat deze correctie vrijwel geen aandacht kreeg. Het medische systeem bleef onverstoord het ingeslagen pad volgen, aangevuurd door een op volle toeren draaiende kankerindustrie.
Referenties (ref.)
Geholpen met deze informatie? © KankerVerslagen.nl | 15 oktober 2024 | Contact |